Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bloederziekte

betekenis & definitie

Bloederziekte (haemophilie), een ziekte, waarbij het spontane vermogen tot bloedstilling aanzienlijk is verminderd. Een klein wondje, b.v. tengevolge van een speldeprik, kan een ernstige en langdurige bloeding veroorzaken. De pat. kan door geringe verwondingen, zooals b.v. trekken van een kies, doodbloeden. Het bestaan van een dergelijken haemophilischen toestand is, zoolang geen bloeding heeft plaats gegrepen, zoowel aan den patiënt als aan de omgeving onbekend.

Slechts op grond van de verschijnselen bij een kleine bloedende verwonding is de diagnose te stellen. De geneesheer of tandarts, die om een of andere reden bij iemand een bloedende wond moet maken, kan dus, wanneer hij met een „bloeder” te doen heeft, voor zeer onaangename verrassingen komen te staan. Het is zeer moeilijk bloedingen uit kleine verwondingen bij een bloeder te stelpen; het dikste en meest drukkende verband houdt de bloeding niet tegen: het bloed siepelt eenvoudig door de verbandstof heen. Men tracht dikwijls door plaatselijke bloedstelpende middelen, door inspuiting van serum of andere stoffen de bloeding te stelpen. Het vermogen tot bloedstillen bij de bloeders is op verschillende tijdstippen verschillend; soms is het gering, soms is het weinig afwijkend van het normale.

Iedere bloeding behoeft dus op zichzelf nog niet gevaarlijk te zijn, het hangt er eenvoudig van af, of de bloeding samenvalt met een voor de bloedstilling al of niet gunstige periode. De ziekte is erfelijk, zij komt uitsluitend voor bij mannen, zonen van bloeders worden nooit bloeders, ook bij de verdere afstammelingen komt het verschijnsel niet voor. De dochters van bloeders vertoonen het verschijnsel evenmin, maar hun kinderen, voor zooverre zij van het mannelijk geslacht zijn, vertoonen wederom het verschijnsel. Enkele uitzonderingen op den hier gegeven erfelijkheidsregel voor de bloederziekte zijn bekend.

< >