Blanckerhoff (Jan Theunisz), geb. te Alkmaar, 10 Jan. 1628, ✝ 2 Oct. 1669 te Amsterdam. Achtereenvolgens was hij leerling van Arent Teerling, Pieter Schagenborg, Caesar Van Everdingen en Gerrit de Jong. Hij is eenige malen te Rome geweest en lid van de „Bent”, waar hij bekend stond als „Jan Maat”, een bijnaam, dien hij aan ’t schilderen van marinestukken dankte. In 1649 werd hij in ’t gilde in Alkmaar opgenomen en trouwde in 1659 te Amsterdam.
In 1663 werd hij ook als daar woonachtig vermeld, toen hij opdracht kreeg van de Admiraliteit in Hoorn, den Zeeslag in de Zuiderzee (1575) te schilderen. Dit stuk bevindt zich nu nog in ’t Westfriesch Museum te Hoorn. In 1665 en 1666 nam hij mee deel aan de expeditie tegen Engeland om den zeeslag te schilderen. Houbrakens bericht van zijn tocht naar Kreta in 1669 is vermoedelijk onjuist. Zijn marinestukken zijn zeldzaam.
Behalve ’t schilderij in Hoorn bevinden zich nog twee gedateerde stukken van 1662 in ’t museum te Augsburg. Zijn werk is ook vertegenwoordigd in de musea te Brussel, Mannheim, Weenen, Kopenhagen en Glasgow. Het stuk in ’t Mus. te Glasgow ging vroeger onder den naam van Ruysdael of Abraham van Beyeren, totdat zijn monogram ontdekt werd. Litt. in Thieme-Becker’s, Künstler-Lexikon.
