Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Biosen

betekenis & definitie

Biosen. Hiermede bedoelt men in de org. chemie gewoonlijk de hexobiosen of disacchariden d. z. suikers opgebouwd uit 2 mol. van een monosaccharide onder uittreding van 1 mol. water: 2C6H12O6-H2O=C12H22O11. Daar eene vereeniging van alle gelijke en ongelijke monosacchariden (glucose, fructose, mannose, enz.) mogelijk is, zal het aantal biosen uitermate groot kunnen zijn. De voornaamste zijn rietsuiker, melksuiker, moutsuiker (maltose), trehalose en cellobiose, welke elders in dit werk afzonderlijk behandeld worden; zie ook SUIKERS. De belangrijkste eigenschap van de biosen is de gemakkelijkheid, waarmede zij gehydroliseerd worden (d. w. z. door wateropneming gesplitst) tot monosacchariden, onder den invloed van waterstofionen (dus met zuren) of van sommige enzymen.

Deze hydrolyse draagt ook wel den naam van inversie. Zoo gaat bijv. rietsuiker door verwarming met verdunde zuren over in glucose en fructose ; melksuiker in glucose en galactose; maltose en cellobiose in 2 mol. glucose. Sommige biosen, zooals melksuiker en moutsuiker, bezitten nog reduceerende eigenschappen welke bij andere (o. a. rietsuiker) verdwenen zijn.

< >