Biogenetische wet. Aldus noemde Haeckel een door hem, gelijktijdig met Fritz Müller, gevonden wet, volgens welke een dierlijk organisme in zijn individueele ontwikkeling (ontogenie) de ontwikkelingstrappen, welke zijn voorouderreeks in den loop der tijden heeft doorloopen (phylogenie), herhaalt. Dikwijls kan men uit de ontwikkelingstoestanden van een dier tot de gesteldheid der onderscheidene opvolgende generaties van het voorgeslacht van dat dier besluiten.
Uit de metamorphose der kikvorsch is af te leiden, dat deze staartlooze, van ledematen en longen voorziene, meest op het land levende amphibiën afstammen van oudere diertypen, die geen ledematen of longen hadden, doch voorzien waren van een horizont. afgeplatten zwemstaart en kieuwen, en uitsluitend waterbewoners waren. Intusschen mag men niet aannemen, dat de ontogenie van een wezen een onfeilbare en nauwkeurige afspiegeling is van zijn phylogenie; men kan in dit opzicht niet voorzichtig genoeg zijn.