Bimetallisme, stelsel of leer van den dubbelen muntstandaard*, waarbij zoowel zilverals goudgeld vrij mogen worden aangemunt. Als bezwaar tegen dit stelsel wordt vooral aangevoerd de groote moeilijkheid of onmogelijkheid, eene vaste waardeverhouding tusschen beide soorten geld te handhaven, zonder welke het meest waardige geld volgens de wet van Gresham steeds uit den omloop zal verdwijnen. De bimetallisten erkennen dit bezwaar, indien het stelsel slechts op beperkt gebied werkt, maar meenen, dat het niet zou gelden, indien het internat. werd ingevoerd; dan toch zou juist door de vrije aanmunting de eens aangenomen waardeverhouding, indien met zorg gekozen, zich zelf handhaven. Vóór het stelsel wordt vooral aangevoerd: 1) doordat de waarde van het geld voortaan niet meer van de waarde van één metaal afzonderlijk, maar van de waarde van twee metalen zal afhangen, zal de vastheid daarvan toenemen; 2) mochten alle landen tot den enkelen gouden standaard overgaan, zoo zou een tekort aan dat metaal ontstaan. — De strijd omtrent de keuze van muntstandaard werd in het bijzonder gevoerd in de jaren na 1870, toen Duitschland den gouden standaard had aanvaard, en mede door de groote productie van zilver de prijs van dit metaal in die mate daalde, dat ook de andere landen wel werden gedwongen eveneens de vrije aanmunting van dit metaal op te heffen, althans te schorsen.
Vooral op initiatief van Frankrijk en de Ver. St. werden eenige muntconferenties gehouden (in 1878 en 1881 te Parijs, in 1892 te Brussel), waarop op aanvaarding van het b. op internat. grondslag werd aangedrongen. Deze conferenties hadden echter geen gevolg en de pogingen in die richting werden zwakker, naarmate de toenemende goudproductie niet alleen de vrees voor een tekort aan dit metaal wegnam, maar zelfs bezorgdheid voor een teveel aan muntmateriaal deed ontstaan (zie KOOPKRACHT VAN HET GELD). De voortgang in de waardevermindering van het zilver deed de kansen voor de voorstanders van het b. nog verder dalen. Zie ook BLAND-ACT.