Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Beugelen

betekenis & definitie

Beugelen, een balspel, alleen in Brabant en Limburg nog in zwang; wordt gespeeld op de zoogenaamde beugelbaan. Vroeger vormden in de baan twee gebogen houten palen een poort, waarin de bal moest worden geworpen, hetwelk één punt uitmaakte; ging de bal er door, 2 punten; wie het eerst twaalf had, won het spel. Bij missen van de poort (later ijzerenbeugel) miste men tevens het ééne punt. Later voortbeweging met handen vervangen door stuk hout (klik- of handspaat).

In middeleeuwen (ook door vrouwen) zeer geliefd spel. Tegenwoordig beslaat de baan in N.-Brabant en Limburg een langwerpige, afgesloten ruimte, lang 10 a 12 M. en breed 5 a 6 M. De vloer met zand bestrooid tegen oneffenheden; door lagen houten wand omringd en overdekt door lage kap. Aan het boveneinde der baan (op ¼ lengte) is een stevige ijzeren ring (beugel) iets voorover in den grond aangebracht. Het spel wordt het meest gespeeld door 2 of 4 personen in 2 gelijke partijen. Ieder speler houdt één bal. Hoofddoel is hierbij om den bal van het aquit (begin der baan) door den ring te werpen. De kunst is hierbij, met effect te spelen evenals bij ’t billardspel en den bal van de tegenpartij in minder gunstige stelling te brengen, den eigen bal daarentegen voordeelig te plaatsen, o.a. den bal der tegenpartij met één slag naar het begin der baan te slaan, waarbij de speelbal niet mede mag rollen, doch moet blijven liggen.

< >