Bèta (β)-stralen. - Hieronder worden negatief ge laden electrische deeltjes (electronen) verstaan, die bij radioactieve omzettingen met groote snelheid worden voortgeslingerd. Ze werden het eerst door H. Becquerel ontdekt aan hunne ioniseerende wer king. Door de groote hoeveelheid kinetische ener gie, die ze meevoeren, zijn ze namelijk in staat, de luchtmoleculen te ioniseeren, waardoor de lucht geleidend wordt, waarneembaar b.v. aan de ont lading van een geladen electroscoop. Aanvankelijk gelukte het niet, ze te scheiden van de veel zwaardere positief geladen α-stralen.
Bij nader onderzoek echter bleek het, dat de b. in een magnetisch veld eene afwijking uit hunne oorspronkelijke richting on dergaan in denzelfden zin als de kathodestralen, zoodat ze uit negatief geladen deeltjes moeten be staan. Ook in een electrisch veld ondergaan ze eene afwijking uit hunne oorspronkelijke richting, waarvan de zin in overeenstemming is met hunne negatieve lading. Uit het bedrag der afwijking, zoowel in een magnetisch als in een electrisch veld, is het mo gelijk, de verhouding van lading tot massa en de snelheid der b. te vinden. Voor de verhouding van lading tot massa werd hetzelfde bedrag gevonden als voor de kathodestralen, zoodat de b. vrij voort vliegende electronen zijn. Wegens hunne geringere massa wijken ze in een magnetisch veld sterker af dan de α-stralen, ook al is hunne snelheid veel grooter. De snelheden der b. zijn over het algemeen zeer groot, ze variëeren tusschen omstreeks 1/3 der lichtsnelheid tot eene waarde, die slechts ongeveer 1% van die snelheid afwijkt.
Bij doorgang door materie vermindert de snelheid der b. ; ze verliezen hunne kinetische energie tengevolge van de ionisatie van de moleculen der materie. Deze snelheidsver mindering is des te grooter, naarmate de dichtheid der doorstraalde materie grooter is. Het aantal ionen, dat de b. per c.m. afgelegden weg voort brengen, is veel geringer dan dat voor de α-stralen; voor één β-deeltje van radium C bedraagt dit aantal b.v. in lucht van den druk der atmospheer tusschen 50 en 100. Aan Wilson is het gelukt, de banen der b. zichtbaar te maken. Hij liet ze gaan door oververzadigden waterdamp, waarbij conden satie optreedt in de omgeving van de doorloopen baan. Valt op de baan licht van groote intensiteit, dan verstrooien de gevormde waterdruppeltjes een deel van het invallende licht, waardoor die gephoto grapheerd kan worden.