Bestiaire - (bestiarius, bestiaris), benaming voor de (voornamel. Fransche) bewerkingen van den Middel eeuwschen z.g. „Physiologus”, een oorspr. in het Gr. geschreven en daaruit in het Lat. vertaalde verhan deling over werkelijk bestaande of fantastische die ren en hun eigenschappen met mystieke of symboli sche uitlegging daarvan. De oudste der Fr. bestiaires is de in Engel. door Philippe de Thaon in de 12e eeuw vervaardigde. De leeuw is hier Jezus Christus, de eenhoorn (een hertachtig dier met één hoorn mid den in den kop), die door een jong meisje, dat zich vóór hem plaatst, gevangen wordt, is God, die tot de maagd Maria komt, de krokodil is de duivel, enz. Op den b. volgt een z.g. lapidaire, d. i. een beschrij ving van de eigenschappen (meest van zeer fantas tischen en tooverkrachtigen aard) van steenen.
Uit het begin van de 13e eeuw dateeren de b. van Ger vaise, en de b. divin (d. i. ethisch) van Guillaume Le Clerc; eveneens die in proza van Pierre le Picard, Richard de Fournival, kanselier te Amiens, schreef een b. d’amour, waarin hij op zeer gezochte wijze de liefde vergelijkt met de eigenschappen, aan sommige dieren toegeschreven. — In Engeland is uit het mid den der 13e eeuw een „bestiary” overgeleverd. — De Ned. dichter Jacob van Maerlant deelt in zijn „Naturen Bloeme” mede, dat Willem Utenhove, „een priester van goeden love in Aerdenburgh” in het Dietsch een „bestiaris” vervaardigd heeft naar het Fr., vermoedelijk dus een bewerking van 't werk van Guillaume le Clerc of Philippe de Thaon. Van een b. d’amour (bestiaris van minnen) zijn ook enke le fragmenten in het Middelned. bewaard. Zie PHYSIOLOGUS.