Berner (albert friedrich)

betekenis & definitie

Berner (albert friedrich) - Duitsch rechtsgeleerde, geb. 1818, overl. 1907, studeerde te Berlijn, was 1844/45 aldaar Privaat-docent in het strafrecht, werd 1848 buitengewoon, 1861—1899 gewoon hoogleeraar; stond bij de beoefening van het strafrecht eerst onder den invloed van Hegel, later onder dien der Fransche wetenschap. Hij schreef: De divortiis Apud Romanos (1842); Grund linien der Kriminalistischen Imputationslehre (1843); Die Lehre von der Teilnahme am Verbrechen und die neueren Controversen über Dolus und Culpa (1847); Wirkungsweis des Strafgesetzes nach Zeit, Raum und Personen (1853); Grundsätze des preusz. Straf rechts (1861); Abschaffung der Todesstrafe (1860); De impunitate propter Summam necessitatem propo sita (1861); Strafgesetzgebung in Deutschland von 1751 bis zur Gegenwart (1867); Kritik des Entwurfs eines Strafgesetzbuches für den Norddeutschen Bund (1869); Lehrbuch des Deutschen Preszrechts (1876); Die Orientfrage (1878), Judentum und Christen tum und ihre Zukunft (1891). Zijn voornaamste en beroemdste werk is: Lehrbuch des deutschen Straf rechts (1867, 18e druk in 1898, in vele talen over gezet).