Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Berlichingen (götz von)

betekenis & definitie

Berlichingen (götz von) - met de Ijzeren Hand, Duitsch edelman en roofridder, geb. 1480 te Jagst hausen in het tegenwoordige Württemberg, overl. 23 Juli 1562, bezocht in ’t gevolg van zijn oom, Konrad von B., in 1495 en 1496 de rijksdagen te Worms en te Lindau. Na diens dood trad hij in dienst bij den Markgraaf Frederik IV van Branden burg-Ansbach en volgde hij Keizer Maximiliaan naar Bourgondië, Lotharingen, Brabant en in 1499 naar Zwitserland. Onder Markgraaf Casimir streed hij in 1502 tegen Neurenberg. In den Beierschen Successie-oorlog (1504) vocht hij aan de zijde van Hertog Albrecht van Beieren; hij het beleg van Landshut verloor hij door een kanonschot zijne rechter hand, die door eene kunstig vervaardigde ijzeren hand vervangen werd.

Niettegenstaande deze verminking vocht B. voortdurend voort in veeten, die hij, of voor zich zelf of om zijne vrienden te hel pen, meestal echter wegens den buit en het losgeld begon. Van 1509 tot 1611 streed hij met de stad Keu len, daarna met den Bisschop van Bamberg. Toen hij 18 Mei 1512 bij Forchheim 95 kooplieden uit Neurenberg en andere plaatsen overviel en plunder de, werd hij door Keizer Maximiliaan in den ban gedaan, welke pas in 1514 werd opgeheven, nadat B. beloofd had f 14.000 te betalen. Door zijn overval op den Graaf van Waldeck, dien hij pas na het beta len van een hoog losgeld vrijliet, werd hij in 1518 opnieuw in den ban gedaan. In den oorlog tusschen den Zwabischen Bond en Hertog Ulrich van Würt temberg streed hij aan de zijde van den laatste, maar werd in 1519 bij de verdediging der stad Möck mühl gevangen genomen en pas in 1522 op vrije voeten gesteld. Door de opstandelingen daartoe ge dwongen, nam hij in 1525 in den Boerenoorlog gedu rende vier weken de leiding op zich van de oproerige boeren uit het Odenwald.

Ofschoon hij verklaarde, dat hij dit slechts gedwongen gedaan had, werd hij toch in 1528 overvallen en te Augsburg gevangen ge zet; in 1530 werd hij vrijgelaten op voorwaarde, dat hij zich niet uit de omgeving van zijn slot Homberg zou verwijderen. Met den Keizer trok hij in 1542 tegen de Turken in Hongarije en in 1644 tegen Frankrijk ten strijde. Zijne laatste levensjaren bracht hij op zijne burcht Homberg aan den Neckar door. B. schreef zelf zijne biografie (uitgeg. Neuren berg 1731; Heilbronn 1859; Halle 1886), waaruit Goethe slechts de feiten geput heeft voor zijn drama, daar Goethe’s held, een idealistisch geteekende „Biedermann”, niets heeft van den historischen Götz, het type van den berooiden, kleinen edelman, die van veeten en straatroof leefde, wanneer hij niet door den krijgsdienst in zijn onderhoud voor zag. Van Götz stamt de nu nog bestaande linie B.-Rossach af, die in een grafelijken en in een vrij heerlijken tak gesplitst is; het hoofd van den grafe lijken tak is nu graaf Götz von B.-Rossach, geb. 4 Nov. 1857.

< >