Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Berkeley (george)

betekenis & definitie

Berkeley (george) - Eng. wijsgeer, 1685—1753, uit een aanzienlijke Eng. fam. in Ierland geboren, studeerde in Dublin theologie en natuurweten schap, en schreef, slechts 24 jaar oud, reeds een werk van groote beteekenis, Essay towards a new theory of vision, waarin hij aantoont, dat de grootte, lig ging en afstand der ruimtedingen niet direct wor den waargenomen, maar dat onze kennis daarvan berust op oordeelen en een soort redeneeren. In het volgende jaar (1710) verscheen zijn hoofdwerk Treatise on the principles of human knowledge, be vattende de uiteenzetting zijner spiritualist. me tafysika. Merkwaardig hierin is de miskenning der beteekenis van Newton’s en Leibniz’s phys. en mathem. grondbegrippen (materie, beweging, het infinitesimale, enz.). Nadat B. in zijn dialogen tus schen Hylas en Philonous (1713) een populaire uit eenzetting van zijn denkbeelden gegeven en tegen de vrijdenkers gepolemiseerd had, ondernam hij groote reizen naar Frankrijk en Italië en ging van 1728 tot 1731 naar N. Amerika om op de Bermuda eil. een zendingspost ter bekeering der wilden te vestigen, wat echter mislukte en hem ’t grootste deel van zijn vermogen deed verliezen. Na zijn terugkeer hernieuwde hij in zijn dialoog Alciphron den strijd tegen de vrijdenkers (Collius, Shaftes bury, Mandeville) en werd in 1734 benoemd tot bisschop v. Cloyne (in Z.-Ierland), als hoedanig hij ijverig werkzaam was, zich onderwijl met theol., math., fyzische en zelfs medische studiën bezig houdend.

Hij stierf in 1753 te Oxford. Zijn compl. werken zijn uitgegeven in 4 dln. door Fraser (1871), die ook een goede monografie over hem schreef (Edinburg 1881). Vgl. verder R. Böhme, die Grund lagen des B.’schen Immaterialismus, 1893. — In zijn hoofdwerk bestrijdt B. het bestaan van abstracte voorstellingen (idea’s). Wij kunnen ons wel roode, groene, gele dingen voorstellen, maar geen kleur in ’t algemeen. Evenmin een driehoek, die nóch recht-, nóch scheefhoekig, enz. zijn zou. Wij moeten ons steeds een bepaalden driehoek voorstellen, die echter in zooverre „algemeen” zijn kan, als hij, door het woord, een geheele klasse kan represen teeren. — De buitenwereld bestaat slechts in onze voorstelling. Hier geldt esse = percipi, zijn = waargenomen (gekend) worden. Het maakt geen verschil of men zegt „ding” dan wel „idee” (voor stelling).

Een buiten ons, onafhankelijk van onzen geest bestaande, „materie” is een onding. In wer kelijkheid bestaan slechts actieve, ondeelbare, „geesten” of Ik’s. De geest heet, in zoover hij per cipeert: verstand; in zoover hij voortbrengt: wil. Hij kan geen voorstelling zijn, omdat hij de v. zefi voortbrengt. Zijn wezen is opvatten, perci pieeren. Hier geldt: esse = percipere.

De natuur van den geest kan men evenmin kennen als men een toon zien kan. Daarom mag men ook geen uit drukkingen, aan de zinnentuigen ontleend, op het geestelijke overdragen. — Lichamen in de ruimte zijn geen op zichzelf bestaande dingen, maar daarom nog geen inbeeldingen. Het zijn voorstellingen, door een geest, machtiger en wijzer dan alle men schelijke geesten, n.l. door God, volgens vaste natuurwetten in ons voortgebracht. De ware reali teit der ruimtedingen bestaat in de vastheid en orde van hun samenhang. B. leverde in The Analyst een kritiek op de grondslagen der differentiaal- en integraalrekening.

< >