Benkoelen of bengkoelen (in de landstaal bangka- oeloe) - 1) residentie ter Z.-W.kust van Sumatra; zij strekt zich uit van 2°17'—6°58' Z.B. en heeft een oppervl. van 24.4439 K.M.2 met213.272 inw.. waar onder 211.518 Inl., 358 Europ., 2.336 Chin., 24 Arab. en 36 andere Vr. Oosterlingen (het cijfer der Inl. volgens gegevens van 1912, van de overigen volgens de volkstelling van 1905); de Noordgrens wordt ge vormd door de Aëk (rivier) Mendjoeto, de Oostgrens grootendeels door het Barisangeb., hetwelk haar van Djambi Palembang en de Lampongsche distr. scheidt. Zij omvat 6 afd.: I. Benkoelen, be staande uit de hoofdpl. B., de marga’s: Bermani Soengai-Hitam, Proatin XII-di-Darat, Seloepoe Lama, Seloepoe-Lembak-Selapan, Proatin XII-di Tepi-Air en Semidang Boekit-Kaboe, benevens de omliggende eil. en het eil.
Enggano. II. L e b o n g (hoofdpl. Moeara Aman) en verdeeld in vier onder afd.: a. de onderafd. L e b o n g (hoofdpi. Moerara Aman), bestaande uit de bergstreken van verschil lende marga’s; b. de onderafd. La is (hoofdpi. Lais), bestaande uit verschillende marga’s; c. de onderafd. Redjang (hoofdpl. Kepahiang), bestaande uit verschillende marga’s; d. de onderafd. Mokko-Mokko (hoofdpi.
Mokko-Mokko), bestaande uit verschillende marga’s. III. Seloema hoofdpl. Tais), bestaande uit verschillende districten. V. Manna (hoofdpi. Manna), bestaande uit verschillende marga’s. V. Kauer (hoofdpl. Bin toehan), bestaande uit verschillende marga’s. VI. Kroë (hoofdli. Kroë), bestaande uit verschillende marga’s.
In het Barisangebergte ontspringen vele kleine rivieren, die meest in Z. Westel. richting naar de kust stroomen; de Ketaoen, die in Lebong ont springt, het Barisangeb. doorbreekt, het Zuidel. deel der afd. Mokko-Mokko doorloopt en bij Pasar Ke taoen in zee valt, is de voorn, rivier van B. De kust is weinig ontwikkeld; onder de ondiepe inhammen zijn de Poclaubaai, de Sambatbaai, de Kroëbaai, de Bengkoenatbaai en de Blimbingbaai de voor naamste. Achter de smalle kuststrook loopt het terrein reeds spoedig tot hoogplateau’s op (Ranau plateau, plateau der boven-Moesi) afgebroken door nog werkende vulkanen (Dempo 3120 M., Daba + 2000 M.) en overgaande in de Z. lijke voortzetting van de Boekit Barisan. De nederzettingen der be volking worden voornamelijk gevonden langs de kust, daar de terreinformatie zich weinig leent tot vestiging in de binnenlanden; slechts enkele streken, zooals Redjang en Lebong maken hierop een uit zondering. De bevolking heeft zich vooral samen getrokken in de kuststreek tusschen Lais en Bin toehan; zeer gering is de dichtheid in de afd. Mokko Mokko. Tengevolge van de geringe breedte land waarts en de groote uitgestrektheid van N.W. naar Z.O. heeft B. geen homogene bevolking; Kroë en het Z.lijk deel van Kauer worden bewoond door Lampongers (zie LAMPONGSCHE DISTRICTEN), in het overig deel van Kauer, de afd. Manna, Sel sema en een deel der afd.
B. wonen Midden-Ma leiers*, in Bedjang, Lebong, Lais en het N. deel van de afd. B. Redjangers*; in Mokko-Mokko een bevolking van Minangkabausch* type;een beschrij ving van zeden en gewoonten, enz. is dus hier over bodig. In de afd. Seloema en Manna vindt men nog heidenen, onder wie echter de Islam zich gestadig uit breidt. De landbouw staat in B. nog op lagen trap; de rijst wordt bij voorkeur op droge velden verbouwd; de productie is bij lange na niet voldoende om in de behoefte te voorzien; sinds 1798 worden in B. mus kaatnoten en nagelen verbouwd; de pepercultuur vormde er van oudsher een belangrijken tak van bedrijf, doch is thans van veel minder belang dan de teelt van koffie („Kroë-koffie”) en klappers (copra). De inzameling van boschprod. vormt in vele streken, naast de rijstcultuur, een belangrijk middel van bestaan. In de bovenlanden van Kroë wordt massieve bamboe aangetroffen, terwijl elders in de binnenlanden van B. speciaal in het vrucht bare land om den Kaba, in enkele dunne bamboe soorten de „biga” voorkomt, aluminiumhoudende kiezelplanten, die verzameld worden door de bam boe te verbranden; het produkt wordt uitgevoerd naar China en daar gebruikt bij het vervaardigen en glazuren van aardewerk. Aan de kust houdt de bevolking zich ook met vischvangst bezig.
Sedert eenige jaren worden van Gouvern.wege proeven genomen met het overbrengen van Soendan. ge zinnen als emigranten naar de onderafd. Redjang. In Tambang-Sawah zijn sedert 1912 groote terrei nen voor goud-exploratie vanwege het Gouv. ge reserveerd; het onderzoek en de voorloopige exploi tatie leverden gunstige resultaten; nadat in 1914 de geologische en mijnbouwkundige onderzoekin gen beëindigd werden, bepaalden de werkzaam heden zich in dat jaar tot het onderhouden van de bestaande mijnwerken. In de afd. Lebong vindt men drie goudmijnconcessies n.l. een van de Mijn bouw-Mij. Redjang-Lebong, een van de Mij.
Keta hoen en een van de Mij. Simau; die van Boekit Soemoer is voor bruin- en steenkool. In 1914 wa ren op gronden, door het Gouv. in erfpacht of huur afgestaan, m deze res. gevestigd 14 onderne mingen (20 perceel; n), waaronder 3 voor koffie, overigens voor klappers, rubber en thee. In 1907 heeft het Gouvern. een automobieldienst ingesteld in Palembang, welke later tot B. werd uitgestrekt; hier is tevens een particulier autoverkeer tot stand gekomen, dat in de mijnbouwstreek goede uitkom sten schijnt op te leveren.
De uit- en invoer door particulieren, met uitzon dering van gemunt en ongemunt goud en zilver, bedroeg in B. sedert 1904 in duizenden guldens:
De voornaamste uitvoerwaren van B. en de export daarvan in 1914 waren:
Hoeveelheid Waarde in gld. in K.G. Het uitgevoerde rein-product der goudmijnen (uitsluitend naar Gr.-Brittannië) bedroeg in 1914 f 2.786.500.
Omtrent de vroegere geschiedenis dezer streken is nagenoeg niets bekend. Men heeft verondersteld, dat Houtman op deze hoogte het eerst het land van Indië aanschouwde en op 11 Juni 1596 hier ten anker kwam; ook wordt het niet onwaarschijnlijk geacht, dat kapitein Bontekoe op deze toenmaals zeer onherbergzame kust aanlandde, na zijn ramp spoedige reis in een open boot. Reeds in 1666 waren de Nederlanders in het bezit van Sumatra’s West kust, van de rivier Bahras tot aan de rivier Silleh bar; ondanks de met den regent van B. gesloten verbintenissen vestigden de Engelschen zich hier in 1685; in 1714 bouwden zij aan de kust een sterkte, York gedoopt, en gelegen even ten Noorden van de tegenwoordige hoofdpl. Benkoelen; drie jaren later legden zij het fort Marlborough aan; in 1719 werden zij echter door de Inlanders verjaagd, doch wisten er later opnieuw vasten voet te krijgen tot in 1760, in welk jaar het door d’Estaing veroverden bij ruiling aan Nederland afgestaan werd. Toen echter weldra bleek, dat de jaarl. uitgaven de in komsten overtroffen, verflauwde de belangstelling van Nederland voor B. snel en op het einde der 18de eeuw werd het gewest door de Engelschen her nomen, die er in 1798 de eerste muskaat- en kruid nagelboomen overplantten, n.L 66 nagel- en 850 nootmuskaatboomen, waarvan zij in 1803 de eerste vruchten kregen, waarop de kundige Raffles de specerijcultuur op alle wijzen bevorderde; in 1904 had een nieuwe aanplanting van 7000 nagel- en 22000 nootmuskaatboomen plaats. In 1805 werd de Engelsche resident Parr te Benkoelen door een troep inboorlingen overvallen en vermoord; zijn echtgenoote benevens zijn secretaris werden licht gewond; de Engelschen hielden hierop een ver schrikkelijke wraakoefening, liepen over een groote uitgestrektheid aan de kust de dorpen af, vermoord den de gezamenl. inwoners en staken de huisjes in brand.
Bij traktaat van 17 Maart 1824, te Lenden gesloten, werd B., bij wijze van vergoeding voor Malakka, Singapore en de Ned. nederzettingen aan de kust van het Ind. vasteland, door Engeland aan Nederland afgestaan; het gewest werd in April 1825 door de Engelschen ontruimd; het Nederl. Gouvern. bracht den zetel van het hoofdbestuur van de stad B. naar Padang over. In 1833 werd de Ned. hoofdambtenaar Knoerle door de Inlanders vermoord. Door het gouvern. van Ned.-Indië werd in den loop der 19e eeuw op allerlei wijze beproefd, het gewest meer productief te maken. Bij besluit van 20 Dec. 1825 werd ter ontwikkeling van de pepercultuur bepaald, dat de peper voor rekening van het land voor f30.— per 560 Amst. ponden (1 bahar) benevens f3.— per bahar toelage aan de hoofden zou worden ingekocht; bij besluit van 18 Nov. 1833 werd o.a. de verplichte koffiecultuur ingevoerd, terwijl de toelage per bahar peper op f7.— werd gesteld; genoemde besluiten bleven tot 1870 van kracht, doch hadden niet de verwachte resultaten. In 1870 werden de verplichte culturen vervangen door een hoofdgeld, dat in 1873 voor het eerst werd geheven, niet zonder verzet van de zijde der bevolking, die in laatstgenoemd jaar een aan slag deed op het leven van den toenmaligen Assi stent-Resident; diens opvolger, van Amstel, en de controleur Carstens werden 28 Sept. 1873 vermoord.
12 Jan. 1878 werd B. tot residentie verheven. 2 Febr. 1880 kwam de regeling van het rechts wezen in de res. B. tot stand. In de Ommelanden en Lais hadden in 1881 woelingen op godsd. gebied plaats, die in Juni werden onderdrukt. — 2) Hoofdpl. der res. B., gelegen onder 3° 60' Z.B. en 102° 13' O.L. v. Gr., aan de monding van de rivier B. in de Benkoelenbaai, op een vooruitste kende hoogte, die een fraai gezicht over de zee oplevert; de reede is eenige K.M. uit den wal gele gen en wordt als een der onveiligste van geheel Indië beschouwd. Het tegenw. B. werd in 1714 door de Engelschen tegelijk met het fort Marl borough, even ten N. van de stad gelegen, aan gelegd; het oude etablissement B. lag twee men Zuidelijker. Het vroegere Br.
Gouvernementshuis,, een groot steenen te midden van tuinen gelegen: gebouw, is thans woning van den Resident. De: meeste openb. en regeeringsgebouwen liggen aan een ruim plein, waarop monumenten ter herinne aan de vermoorde ambtenaren Parr en Knoerle (zie boven). B. munt uit door netheid en fraaien aanleg; door een in den nacht van 26 op 26 Juni 1914 plaats gehad hebbende aardbeving werden alle Europ. woningen en vele Gouv. gebouwen vernield of zwaar beschadigd. De helft van het Chin. kamp stortte in, waarbij 23 pers. werden gedood en een aantal anderen gewond. Einde 1906 hadhet 7721 inw., waaronder 163 Europ., 6 Arab., 21 andere Vr. Oosterl. en 802 Chin.