Bengkalis - 1) afd. van het Gouvern. Oostkust van Sumatra*, verdeeld in 5 onderafd., n.1. B.; Siak; Bagan-Api-Api; Rokan. en Kompar Vi ri.
2) eil. in de straat van Malakka, het Noor del. der Brouwerseilanden, van Sumatra geschei den door de Brouwerstraat en gelegen tusschen 102° en 102° 32’ O.L. v. Gr.; laag en moerassig — een voortzetting van het alluvium der tegenover liggende kust van Sumatra; het eil. vormt een onder-afd. van de gelijkn. afd. v. h. Gouv. Oostkust van Sumatra en bevat 3) de gelijkn. hoofdpl. van de genoemde afd., gelegen aan de Brouwerstraat. — Het eiland Bengkalis, bijna 1000 K.M.2 groot, is aan de kust vrij hoog, terwijl meer landinwaarts de bo dem ongeveer gelijk is met het zeeoppervlak; echter treft men ook daar wel z.g. pematangs aan, hooggelegen gronden te midden van moerasstreken. De voornaamste natuurlijke rijkdommen bestaan in deugdelijke houtsoorten, hoewel het eiland in dit opzicht achterstaat bij het vasteland van Su matra; ook tijdens het Inl. zelfbestuur kon de be volking naar genoegen beschikken over de natuur lijke producten van het eiland; ontginningsrecht echter was toen slechts toegekend aan de inheemsche Mohammedaansche bevolking, niet aan de Orang oetan (zie beneden). De landbouw bepaalt zich in hoofdzaak tot de aanplant van sago- en pinang palmen; overigens vindt de bevolking vooral haar bestaan in de troeboek-visscherij*. De oorspronke lijke bewoners des eilands worden verdeeld in Orang oetan (Boschmenschen) en Orang Mlajoe (Maleiers); de laatsten zijn Orang oetan, die tot het Mohammedanisme zijn overgegaan; wat buiten deze categorieën valt, wordt genoemd Orang dagang (vreemdelingen). De Mohamm. bevolking was vroeger verdeeld in vier soekoe’s of geslachten, elk onder een batin; thans staat ze onder bezol digde kamponghoofden; ze wordt beschreven als eerlijk, beleefd, gewillig en volkomen vrij van fana tisme. De drie soekoe’s, waarin de Orang oetan verdeeld zijn, zijn nog intact gebleven; ze zijn elk op een bepaalde plaats gevestigd en staan elk onder een batin; zij bestaan vooral van de jacht op wilde zwijnen, doch leggen ook droge velden (ladang) aan. Zij zijn nog Heidenen gebleven, die offeren aan de hantoe’s of booze geesten en poeaka’s (heilige hoo rnen of steenen, waarin de geest van een overleden Radja gevestigd heet te zijn) vereeren; ook de Mo hammedanen houden zich nog veelal aan deze hei densche praktijken.
Bij deze poeaka’s worden ook eeden afgelegd. Wat besnijdenis, echtscheiding en begrafenis betreft, hebben de Orang oetan echter reeds veel van de Mohammedanen overgenomen. Litteratuur: C. Reep. Het eiland Bengkalis (Tijd schr. v. h. Binnenl. Best. Dl. 32). Voor de geheele afd. zie de namen der onderafd. en SUMATRA {OOSTKUST VAN).