Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Beijerinck (G. J. A.)

betekenis & definitie

Beijerinck (G. J. A.) - vestigde op jeugdigen leef tijd met J. Willemsz een boekhandel te Amster dam, welke firma echter spoedig ontbonden werd, waarna B. een eigen debietzaak opende. Weldra legde hij zich nu ook op het uitgeven toe en werd één der voormannen op dit gebied, iemand, die zijn vak liefhad, niet gewinshalve alleen, maar ook om het goede en schoone, dat er van kan uit gaan. Door zorgvuldige en passende uitvoering bracht hij steeds overeenstemming tusschen uit voering en inhoud zijner uitgaven. Zijn voorbeeldig uitgevoerde „Almanak van het schoone en goede” verscheen van 1822—’60 en was jarenlang een ge beurtenis, waarnaar met verlangen werd uitge zien.

Werken van smaak waren zijn hoofddoel en behalve op plaatwerken, legde hij zich op fraaie illustreering zijner uitgaven toe. In 1837 had hij den moed, door de oprichting van „De Gids”, aan de verjonging der vaderl. letterk. mede te werken, een daad, die hem meer verdriet dan voordeel heeft bezorgd en welke uitgave hij dan ook reeds in 1841 aan P. N. van Kampen overdroeg. Na B.’s dood werd zijn fonds, dat meer dan 300 titels van de beste werken telde, verkocht en verspreid. Zie Kruseman, Bouwstoffen, I (1886).

< >