Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Becker (karl ferdinand)

betekenis & definitie

Becker (karl ferdinand), - geb. 14 Apr. 1776, vooral als taalkundige bekend, was echter ook arts en bekleedde een tijd lang de betrekking van „Unterdirector der Pulverund Salpeterbereitung im Westfäl. Departem. der Leine und des Harzes”; vestigde zich daarna als arts en hoofd van een Erziehungsanstalt in Offenbach, waarbij 5 Sept. 1845 overleed. B. beschouwde de taal als een naar logische wetten geordend organisme. De algem. menschel. denkvormen maken daarom een grammatica, die voor alle talen zou kunnen gelden, mogelijk. Het bijzondere in elke taal berust slechts op uiterlijke, lichamelijke oorzaken (uit zich dus slechts in den klank). De histor.-vergelijkende methode van taalbehandeling (uitgegaan vooral van Jac. Grimm) was hem vreemd. Bekend werd vooral zijn Deutsche Sprachlehre (2 dln. 1827-1829) uitgebreid tot de Ausführliche Deutsche Grammatik (1836-1839, 2e dl. 1870). Door zijn vele schoolboeken had B. veel invloed op het onderwijs in de Duitsche taal. Ook in de spraakkunsten van het Nederlandsch (zie b.v. de inleiding van den Hertog’s Nederlandsche Spraakkunst, 1892) spookt zijn opvatting nog steeds rond, tot groote schade van het juiste inzicht in taalverschijnselen.

< >