Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Beaujon (anton)

betekenis & definitie

Beaujon (anton), - Ned. Staathuishoudkundige, geb. 1853, overl. 1890, studeerde en promoveerde te Leiden; werd aanvankelijk ambtenaar aan het Dep. van Financiën, onderscheidde zich als secretaris van de Staatscomm. voor het ontwerpen van eene nieuwe pensioenregeling van burgerlijke ambtenaren (1881), door de beantwoording van een prijsvraag betreffende de geschiedenis van de visscherij bij de voornaamste volken, uitgeschreven door de commissie voor de internation. visscherijtentoonstelling te Londen (1883), onder den titel: The history of dutch seafisheries (overzicht der geschiedenis van de Nederlandsche zeevisscherijen). Werd 1884 buitengew. hoogl. in de statistiek en Directeur van het Statist. Instit. en in 1885 opvolger van Mr. N. G. Pierson, als hoogl. te Amsterdam. Tot zijn voornaamste geschriften behooren Handel en Handelspolitiek (1888), alsmede opstelling in de „Bijdragen van het Statistisch Instituut” in De Economist, en in de Gids, o.a. Eene bladzijde uit de Geschiedenis van het Protectionisme (1882).

< >