Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bauer (bruno)

betekenis & definitie

Bauer (Bruno), Duitsch filosoof, theoloog en geschiedvorscher, geb. 6 Sept. 1809 te Eisenberg (Saksen-Altenburg), studeerde te Berlijn, vestigde zich als privaatdocent in de theologische faculteit aldaar, ging in 1839 naar die te Bonn over, werd in 1842 wegens zijn vrije kritiek op de evangeliën van zijn post ontzet, keerde weer naar Berlijn terug en wijdde zich voorts geheel aan letterkundigen arbeid; hij overleed 13 April 1882 te Rixdorf, bij Berlijn. In zijn eerste geschriften (Die Religion des Alten Testaments, 1838) blijkt B. een aanhanger der speculatief-orthodoxe richting; later keerde hij zich tot de negatief-kritische richting der zoogenaamde Jong-Hegelianen, hetgeen het eerst uitkwam in Kritik der evang. Geschichte des Johannes (1840) en in Kritik der evang. Synoptiker (1840); na zijn afzetting schreef hij: Das entdeckte Christentum (1843), welk werk vóór de uitgave vernietigd werd. Hierop richtte hij de „Allgemeine Literaturzeitung” op en wijdde zich aan de studie van de geschiedenis der laatste eeuwen; vruchten hiervan waren: Geschichte der Französischen Revolution bis zur Stiftung der Republik (1847), Revolution unter der Herrschaft Napoleons (1846), enz.; de beweging van 1848 besprak hij in een aantal kleinere geschriften. Vervolgens keerde hij zich weer tot het kritisch onderzoek aangaande het ontstaan en de ontwikkeling van het Christendom in Kritik der Evangeliën (1850), Die Apostelgeschichte (1850), Kritik der Paulinischen Briefe (1850); nogmaals geheel van inzichten veranderend, werd hij de welsprekende verdediger van het Duitsche conservatisme; in dezen geest werkte hij mede aan Wagener’s „Staatsund Gesellschaftslexicon”. De geschriften uit zijn laatste levensjaren, behalve enkele theologische, als Philo, Strauss, Renan und das Urchristentum (1874); Christus und die Cäsaren (1877), behandelen alle vragen van den dag, als Zur Orientierung über die Bismarcksche Aera (1880), Disraelis romantischer und Bismarcks socialistischer Imperialismus (1882).

< >