Bartholomieten, religieuse orde, die thans niet meer bestaat; daartoe behoorden:
1) Armeesche Basilianer monniken, die na hun verdrijving van Monte Nigro (Armenië) zich in 1307 te Genua (van hun Bartholomeuskerk aldaar stamt de naam) en andere plaatsen van Italië vestigden. Na den dood van hun eerste overste Martinus namen zij langzamerhand de gebruiken van de Dominicanen aan. Paus Innocentius VI bevestigde in 1356 den nieuwen regel en stelde ze onder een eigen generaal; Bonifacius IX verleende hun de privileges van de Dominicanen; Innocentius X hief de uitwendig (40 leden in 4 huizen) en inwendig gezonken orde op.
2) Een vereeniging van wereldlijke priesters, door kanunnik Bartholomeus Holzhauer te Tittwoning (Oost-Beieren) in 1610 gesticht, 7 Juni 1680 door den Paus bevestigd, had ten doel instandhouding van godvruchtigen ijver onder de wereldgeestelijken en vorming van degelijke zielzorgers. De leden woonden, voor zoover de zielzorg het veroorloofde, met twee of meer bij elkaar, legden geen kloostergeloften af; wel echter hadden zij rekenschap af te leggen over hun privé-vermogen; de kerkelijke inkomsten vloeiden in gemeenschappelijke diocesane kassen; zij hadden mannelijk dienstpersoneel; zij hadden een eigen seminarie te Salzburg (van 1640-49, vervolgens te Ingolstadt, van hier in 1804 naar Landshut verplaatst, in 1804 opgeheven). De B. waren in Oostenrijk en Beieren, Polen en Hongarije verspreid; de meeste leden behoorden tot het bisdom Mainz. Einde 18e eeuw gingen de B. ten onder.