Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Barbiers

betekenis & definitie

Barbiers (Pieter), Ned. schilder, geb. te Amsterdam 1717, overl. aldaar 1780. B. was de leerling van zijn vader Anthony B. (overl. 1726). Hij begon vooral als schilder van waaiers, waarvoor hij een soort fabriek inrichtte; later had hij een groote werkplaats voor het vervaardigen van geschilderde behangsels, kamer- en tuinversieringen, die hij aan vele aanzienlijke huizen bij Amsterdam placht te leveren. („Verzameling van verscheiden tuingezigten naar Chinees gevolgt, zoogenaamde Grotwerken, Koepels, Kabinetten, Boogen en zitbanken, van nieuwe vreemde vinding zoo hier als elders op Buitenplaatsen gebouwd en geschilderd van B.”, in plaat gebracht door H. Henke). Hij ontwierp ook tooneeldécors voor de schouwburgen te Leiden, Amsterdam, den Haag en Rotterdam (ten deele in plaat gebracht door C. Philips, C. Bogerts en R. Vinkeles) en vervaardigde een Theatrum artificiosum in klein formaat, dat hij 1756 aan ’t hof in den Haag vertoonde en dat later in de Kalverstraat te Amsterdam voor ’t publiek toegankelijk was. Schilderijen schijnen van hem niet bewaard te zijn; genoemd worden: Kijkje in de rijschool te Amsterdam, met paarden v. Lud. Bakhuyzen. Naar zijn teekeningen zijn veel prenten gemaakt, zoo o. a. de serie van den brand v. d. Amsterdamschen schouwburg, 1772 (C. Bogerts sc.), een reeks van „bedelaars” (P. Langendijk en A. Smit sc.). Van hem zelf bestaat nog een ets „grijzaard met bonten muts”. — Hij gaf les in ’t teekenen en de doorzichtkunde en stond als goochelaar bekend, schreef ook gedichten voor ’t tooneel. Zijn beide zonen Pieter B. Pz., 1772-1837, en Bartholomeus B. Pz., 1749-1842, de éérste landschap-en historieschilder, de tweede landschap-en decoratieschilder zijn zijn leerlingen geweest; verder nog J. P. v. Horstok, J. Kamphuysen en J. Hulswit. Van P. B. Psz. bezit ’s Rijksmuseum een stuk: „Landhoeve bij Helvoirt”. Zie Thieme-Becker’s Künstler-lexikon.

< >