Bandinelli (bartolommeo) - genaamd Baccio. Ital. beeldhouwer, zoon van den goudsmid Michel Angelo di Viviano de Brandini da Gariuole, geb. 1493 te Florence, overl. aldaar 7 Febr. 1560. In 1630 nam B. den nieuwen naam, dien van een adellijke Sienneesche familie, aan. Hij was leerling van. zijn vader en van Giovanfrancesco Rustici; overigens onderging hij in zijn jeugd als zoovelen in Florence den invloed van de kartons (ontwerpteekeningen) van de veldslagen van Michelangelo en Leonardo da Vincii, die voor den bekenden wedstrijd tentoongesteld waren. Dat hij die teekening van Michelangelo uit afgunst zou hebben vernietigd, berust echter op een verkeerde overlevering. Wel schijnt B. een onstuimig en lastig man geweest te zijn, die, door ijverzucht gedreven, alle bestellingen aannam,, die hij maar kon bemachtigen, om het werk dan ook onvoltooid of afgeroffeld te laten liggen en die bovendien zich zooveel mogelijk met de allergrootsten, als Michelangelo, wilde vergeleken zien. Hij schilderde slechts in ’t begin van zijn loopbaan, maar heeft vele teekeningen nagelaten; (naar zijn teekeningen heeft o.a. Marcantonio Raimondi, de bekende graveur, prenten vervaardigd). Zijn eerste werk als beeldhouwer moet een door Leonardo da Vinci geprezen beeld van den H. Hieronymus als vermagerd asceet, geweest zijn. Een Mercurius van hem nam later Frans I mee naar Frankrijk. Met den terugkeer der familie Medici te Florence begint voor B. een gunstige tijd; de familie neemt hem in protectie en verschaft hem bestellingen. Reeds bij den intocht van Leo X (Medici) te Florence viel zijn ontwerp van een kolossale groep van Hercules en Cacus in ’t oog, die B. echter veel later eerst heeft uitgevoerd. Te Rome vond hij veel werk; wel werd zijn werk in opdracht van den paus voor de Casa Santa te Loreto afgebroken, door een twist met Sansovino*, maar hij schijnt daar toch zijn relief met de geboorte van Maria voltooid te hebben (1531). Verder bestelde paus Leo een marmeren groep van Orpheus en Cerberus voor de binnenplaats van het Palazzo Medici (later in ’t Casino di S. Marco). De kopie van de Laokoöngroep, die de paus voor koning Frans I bestemd had, inplaats van het beloofde oorspronkelijk werk, bevindt zich heden nog in de Uffizi. Tusschen 1627 en ’30 moest B. als gunsteling der Medici hunne verbanning uit Florence deelen. Hij knoopte echter te Genua en Bologna betrekkingen aan met Karei V, die hem als gunstbewijs voor de schenking van een bronzen relief (kruisiging) tot Ridder van St. Jago verhief. Het standbeeld van Andrea Doria als Neptunus voor de republiek van Genua liet B., hoewel het hem betaald was, onvoltooid, ook ’t model van den hl. Michael, dat als bekroning van de Engelenburcht moest dienen, bleef onuitgevoerd. Na de terugkomst van de Medici droeg men B. op, eindelijk tot de uitvoering van de groep Hercules en Cacus aan den ingang van ’t palazzo Vecchio over te gaan. In 1634 werd dit werk tegenover den David en Michelangelo ter plaatse opgesteld, waar het nu nog staat. Dit was B.’s eerste triomf boven zijn slechts met naijver beschouwden geestelijken vader M.; maar ook kwam nu eerst de vergelijkende kritiek ten nadeele van B. aan het woord. Zijn bestellers waren echter tevreden, schonken hem als blijk hunner gezindheid een landgoed en gaven hem nieuwe opdrachten. Hij ontwierp nog de graven der twee pausen uit ’t huis Medici te Rome (thans in’t koor van de Minerva-kerk te Rome), liet echter de hoofdfiguren door Raffaelo da Montelupo en Nanni di Baccio Bigio uitvoeren, daar hij inmiddels was begonnen met het monument, dat Cosimo I (Medici) te Florence voor zijn vader Giovanni delle bandenere wilde stichten, in S. Lorenzo (1860 opgesteld vóór de kerk). Toen de voltooiing van de door Michelangelo begonnen kerk van de Madonna della Quercia buiten Florence eenmaal aan hem was overgelaten, gold hij voortaan ook als de officiëele bouwmeester en leidde als zoodanig alle verdere werken, die aan den Dom te verrichten waren. Daar vatte hij het oude plan van Brunelleschi, de koorhekken, weer op. Vele van de voor deze versiering geleverde reliefs en figuren heeft men echter later, bij verkleining van de ruimte voor het priesterkoor, weer uit de kerk verwijderd; menig stuk ervan vindt men thans in ’t Bargello, de Opera del Duomo en S. Croce. De groote audiëntiezaal, samen met Baccio Bigio ontworpen, toen de hertog 1640 zijn intrek nam in ’t palazzo Vecchio, heeft later eerst Vasari uitgevoerd. Slechts enkele beelden van B. zijn overgebleven. In B.’s laatste jaren mishaagde het den hertog, dat B. zooveel aanpakte en onvoltooid liet; B.’s roem taande en de drogere Vasari nam meer en meer zijn plaats in. Voor de hertogin Eleonore van Toledo heeft hij echter nog eenige decoratieve werken voor den giardino Boboli uitgevoerd. Eleonore heeft hem ook een voorname plaats voor zijn graf verschaft in S.S. Annunziata. — In zijn verschijning als kunstenaar vindt men veel van de oude echt Toskaansche vaardigheid van de steenbewerking, gepaard aan de nieuwe, overdrijvende bravour, die reeds barok moet genoemd worden. Litt. enz. in Thieme-Becker’s Künstlerlexikon.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk