Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bailly (david)

betekenis & definitie

Bailly (david) - N. Nederl. schilder geb. te Leiden 1584, overl. aldaar (?) 1657; leerling van Jacques de Gheyn, den plaatsnijder, van Adriaen Verburch en Com. v. d. Voort te Amsterdam, die hem tot portretschilder opleidden. Bij v. d. Voort bleef hij tot omstreeks 1607, daarna keerde hij naar Leiden terug, maakte nog een reis naar Hamburg (waar hij ongeveer een jaar bleef), Frankfort, Neurenberg, Augsburg, Tirol en over Venetië naar Rome. Op deze reis heeft hij veel portretten geschilderd, zoo voor den hertog van Brunswijk, voor de graven van Stirum e.a. In 1613 was hij weer te Leiden en hielp daar 1626 Joris van Schooten bij diens eerste schilderstuk. Van de door hem geschilderde talrijke portretten van professoren zijn er vele in prent gebracht: W. Jz.

Delff, V. v. Dalen, S. Savry, Suyderhoeff e. a. Hij heeft meegewerkt aan de voorbereidende maatregelen tot het vestigen van een schildersgild te Leiden 1642. Zijn werken zijn thans zeldzaam. Te noemen is o.a. het portret van de echtgenoote van Hugo de Groot, Maria van Reigersbergen (1626), in ’s Rijksmuseum te Amsterdam;

andere portretten te Kopenhagen (verzameling Kownow) en te Milaan (Crespi). Zijn neven, de gebroeders Harmen en Heter Steenwijck, zijn zijn leerlingen geweest. — Minder zeldzaam dan zijn schilderijen zijn de zorgvuldig uitgevoerde teekeningen (collecties te Amsterdam, te Berlijn en Dresden). Zijn portret door Joris van Schooten komt voor op een schutterstuk (Museum te Leiden, als Vaandrig). Litt. : Thieme-Becker’s Künstlerlexikon.

< >