Bahler (louis adrien) - geb. 2 Oct. 1867 te Resteren, waar zijn vader (L. H. A. Bahler) predikant was, stud. van 1886 af te Groningen in de theologie, promov. 1893 op proefschrift: De Messiaansche heilsverwachting en het Israëlietisch koningschap; ging in Nov. 1895 als predikant bij de Ned. Herv. gem. naar Schiermonnikoog. Reeds als student had hij de vrijzinnige richting verkozen boven de overgeleverde orthodoxie, en als anarchist in Christelijken geest ging hij naar zijn eerste standplaats.
1897 was het jaar, waarin zijn mystiek-religieuze neigingen tot volle openbaring kwamen en bevrediging vonden in een eigenaardige, esoterische Christusbeschouwing, die haar steun zoekt in een geheel oorspronkelijken uitleg van het evangelie van Johannes, waarom hij zijn opvatting van het Christendom ook wel Johanneïsch Christendom noemt. Ook is hij een aanhanger van de karma- en reïncarnatieleer. B. was in 1897 een dergenen, die den stoot gaven tot de z.g. Vrede-beweging hier te lande;
1898 redigeerde hij het blad „Vrede”. Mei 1902 ging hij naar zijn tweede standplaats, Oosterwolde (Fr.). Een poging, 1904/5 gedaan, om B. uit zijn ambt ontzet te krijgen, mislukte; tijdens de desbetreffende procedure gaf hij een verzameling bescheiden daarvan uit, getiteld: Oordeelt mede ! In 1909 vertrok hij als predikant naar Aduard, waar hij 22 Febr. 1911 zijne bediening neerlegde. B. heeft verschillende geschriften het licht doen zien, o.a. een bundel preeken in 1901: Mijn Jezus, waarin zijn persoonlijke, zeer radicale Jezusbeschouwing niets heeft uit te staan met zijn Christusbeschouwing; hij ziet in alle godsdiensten zoowel als in de mystiek en de anarchie, naar beider zuiverste bedoeling, een diepere eenheid. In1916 tijdens de mobilisatie onderteekende hij een manifest om aan te dringen op dienstweigering, waarvoor hij veroordeeld werd tot geldboete, subs. gevangenisstraf. Wegens omstandigheden van huiselijken aard, koos hij de gevangenisstraf.