Awatāra - een Sanskrit woord, beteekenend „nederdaling”, doch ook aanduidend: vleeschwording, d.w.z. tastbare manifestatie van een god; vooral van den god Wishnoe. Volgens de meest gangbare overlevering heeft deze god (ook van andere goden worden awatāra’s vermeld) zich tienmaal geïncarneerd:
1) als visch, om Manoe van den „Zondvloed” te redden en den door een Asoera geroofden Weda te herkrijgen;
2) als schildpad, om bij ’t karnen van den oceaan den berg Mandara te stutten, die als roerstok diende; bij deze gelegenheid kwam o.a. het Amrta tevoorschijn;
3) als everzwijn, om de aarde uit de wieren op te heffen, waarin ze door een Asoera was ondergedompeld;
4) als mensch-leeuw, om de aarde te verlossen van de tyrannie van een Asoera, die door zijn sapas zich de gave van onkwetsbaarheid had weten te verwerven; de zoon van dezen Asoera was een trouw aanhanger van Wishnoe, waarom zijn vader hem wilde straffen; doch de zoon bleek onkwetsbaar; toen nu de vader tot den zoon zeide: „zoo Wishnoe waarlijk bestaat, laat hij zich dan in deze zuil manifesteeren”, en daarbij op een zuil sloeg, kwam de god in de gedaante van een mensch-leeuw daaruit te voorschijn, en verscheurde den Asoera;
5) als dwerg; toen zekere oppermachtige Asoera-koning eveneens de heerschappij over de werelden verkregen had, wist Wishnoe, zich in een dwerg veranderend, van hem te verkrijgen, dat hij zooveel land mocht bekomen, als hij met drie van zijne schreden zou kunnen uitmeten; nu nam de god zijne ware gedaante aan, doorschreed in twee schreden het heelal, en drukte met de derde den Asoera naar de onderwereld;
6) als „Rāma met de bijl” om de overmoedig geworden Kshatrija’s (zie KASTE) uit te roeien;
7) als Rāma (zie RĀMĀYANA);
8) als Krshna;
9) als de Boeddha, en 10) als een wit ros; deze laatste incarnatie wordt nog door de orthodoxe Hindoe’s verwacht: aan het eind van het tegenwoordig loopende Kalijoega zal Wishnoe in deze gedaante verschijnen, om de boozen te verdelgen en de wereld te hernieuwen.
