Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Austin

betekenis & definitie

Austin - 1) hoofdpl. (sinds 1844) van den staat Texas, Vereen. Staten, aan de Colorado; in 1839 aangelegd en benoemd naar Stephen F. Austin, den eersten kolonist in Texas; 30.000 inw. Ten behoeve der kunstmatige besproeiïng heeft men in 1893 in de rivier een grooten stuwdam gemaakt, die echter in 1900 door het plotseling zwellen der Colorado doorbrak, waardoor groote verwoestingen werden aangericht.

2) Alfred, 1835-1913, Engelsch dichter, ontving zijn opleiding te Stonyherst en Oscott en behaalde een graad aan de Universiteit van Londen. In 1857 werd hij advocaat, maar gaf spoedig dezen werkkring op om zich geheel aan de letteren te wijden. Achtereenvolgens verschenen van hem de gedichten: The Season, a Satire (1861); The golden Age; The Human Tragedy, A Night in June; Primrose; de tooneelspelen: Savonarola; Prince Lucifer; The Conversion of Winckelmann; de proza-werken: The Garden that I love; In Veronica's Garden; A Tale of True Love; Spring and Autumn in Ireland; The Poetry of the Period, waarin hij vele groote dichters uit zijn tijd aanvalt. Van 1883 af was Mr. Austin de redacteur van de National Review. In 1896, eenige jaren na den dood van Lord Tennyson, werd hij Poet Laureate. Hij was een vurig patriot, lid der conservatieve partij. Daaraan had hij zijn onderscheiding te danken.
3) John, Eng. rechtsgeleerde, 3 Mrt. 1790 tot Dec. 1859, studeerde te Bonn onder Niebuhr en Savigny en verbleef veel in Duitschland, Hij schreef o.a.: Province of jurisprudence determined (1832); Lectures on jurisprudence (1861-64). Zijn echtgenoote Sara Taylor (1793-1867), vertaalde belangrijke Duitsche werken, o.a. The Travels of a german Prince (1832); Sketches of Germany from 1760-1814; en schreef Considerations on national education (1839); Characteristics of Goethe (1833), enz.

< >