Augurk - de vrucht van Cucumis sativus, fam. Curcurbitaceeën, is zeer nauw aan de komkommer verwant en wordt in hoofdzaak in ingemaakten staat gebruikt. Het vormt een der belangrijkste tafelzuren en wordt in dien toestand ook naar het buitenland, vooral naar Engeland, Duitschland en N.-Amerika uitgevoerd. In verband met dien uitvoer is de teelt tamelijk uitgebreid.
In 1912 besloeg zij in ons land een oppervlakte van 1132 H.A. Daarvan kwamen 374 H.A. voor te Ter Aar en Alkemade, 268 te Venlo en 74 in de Beemster. Voor haar ontwikkeling heeft zij veel warmte noodig, zoodat ze eerst tegen half Mei wordt gezaaid of uitgeplant. De plant verkrijgt een groote uitgebreidheid, zoodat de rijen 1½ a 2 M. van elkaar verwijderd worden. Hierdoor, en wegens het late zaaien of planten, kan de grond, vóórdat de de augurk de volle ruimte behoeft, een of meer andere groenten voortbrengen. Daarom vereenigt men de teelt steeds met die van andere groenten, zooals met tuinboonen (Beemster), erwten (Ter Aar en Alkemade), kropsla en stamboonen (Venlo). Bij het oogsten worden de vruchten, al naar haar grootte, in verschillende partijen gesorteerd en iedere partij met een bijzondere benaming aangeduid. De grootste vruchten hebben een lengte van 16-20 c.M. en worden bommen genoemd. Zij worden zoo weinig mogelijk geplukt, omdat ze in den handel weinig waarde bezitten, uitgezonderd in droge zomers, waarin de Duitschers veel zulke groote augurken vragen.
Vruchten, die een lengte hebben van 10-15 c.M. heeten grof, die van 6-9 c.M. basterd, van 4-5 c.M. fijn en die van ± 3 c.M. fijn fijn. De beide laatste sorteeringen hebben in normale omstandigheden de grootste waarde, om welke reden de groententelers trachten de vruchten te oogsten, vóórdat zij een lengte van 5 c.M. hebben overschreden. Doordat de groei echter, vooral bij warm weder, snel plaats heeft, zijn er bij iederen pluk eenige vruchten, die voor de sorteeringen fijn en fijn fijn te groot zijn geworden. Om een goed product te verkrijgen, moet men de augurk korten tijd na den oogst inmaken. Men doet dit in vaten van 240-300 L. inhoud en gebruikt daarvoor 10-12 K.G. zout. Het geschiedt meestal dicht bij de plaatsen der productie, waar ook de ingezouten waar in groote schuren tijdelijk wordt opgeslagen.