Asser (tobias michael carel) - Nederlandsch rechtsgeleerde en staatsman; geb. 1838, overl. 1913; studeerde te Amsterdam, promoveerde 1860 te Leiden op een proefschrift: Het bestuur der buitenlandsche betrekkingen volgens het Nederlandsche Staatsrecht, dat eene aanwijziging is van zijne groote toekomst. In 1858 had hij zich reeds zeer bekend gemaakt door de met goud bekroonde beantwoording van de Leidsche prijsvraag over: het Staathuishoudkundig begrip der waarde. In 1862 tot hoogleeraar aan het Athenaeum te Amsterdam benoemd, ging hij 1877 over naar de daaruit gevormde Amsterdamsche Universiteit. In 1875 was hij reeds benoemd tot Raadadviseur van het Depart. van Buitenl.
Zaken. In 1893 werd hij lid van den Raad van State. Van de Commissie voor diplomatieke examens was hij sinds 1870 lid, sinds 1898 voorzitter. Zijn hoofdbeteekenis ligt op het gebied van het internationaal recht. In 1869 reeds stichtte hij met G. Rolin Jaequemyns en J. Westlake de Revue de droit international et de législation comparée. Vier belangrijke conferenties betreffende het internationaal privaatrecht, in 1893,1894, 1900 en 1904 te ’s-Gravenhage gehouden, werden door hem geleid, evenals die van 1910 en 1912 aldaar gehouden betreffende het Wisselrecht. De internationale over. eenkomsten, tengevolge daarvan gesloten, zijn aan zijn initiatief en zijn diplomatiek talent te danken. Ook als medewerker tot de internationale rechtsvorming op de Haagsche vredesconferenties van 1899 en 1907 werd hij zeer gewaardeerd.
Hij maakte dan ook deel uit van het Permanente Hof van Arbitrage en was als zoodanig meer dan eenmaal als scheidsrechter werkzaam. In 1904 werd hij benoemd tot Minister van Staat. De Universiteiten van Edinburg (1884), Bologna (1888) en Cambridge (1895) benoemden hem tot doctor hon. causa. Tevens was hij lid van de Kon. Academies van Wetenschappen van Nederland, België en Roemenië. Voorn, geschr.: Handelsrechterlijke aanteekeninqen (1868—1869); Schets van het Nederlandsche Handelsrecht (12e dr. 1911); Schets van het Internationaal privaatrecht (1880); vert. in het Fransch, Duitsch, Spaansch, Roemeensch en Servisch; De Scandinavische Wisselwet van 1880 (1880); Het Privaatrecht der Binnenvaart volgens de Duitsche Rijkswet van 15 Juni 1895 (1895); La convention da la Haye du 14 Nov. 1896 relative à la Procédure civile (1901); Studiën op het gebied van recht en Staat (1858—1888); Wet en Praktijk (1894).