Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Arrest (militair)

betekenis & definitie

Arrest (militair) - Onder arrest is in het Militaire recht te verstaan, de, door het hooger gezag aan hen, die van minderen rang zijn, opgelegde belemmering in zijn persoonlijke vrijheid van plaatselijke beweging. Die belemmering kan meer of minder omvangrijk zijn, naar mate van de plaats, waartoe de vrijheid van beweging beperkt wordt. De vormen zijn, voor de Landmacht: Arrest in het cachot, in de provoost, in de politiekamer, in de kamer, in het kwartier en in de stad; voor de Zeemacht zijn zij: huis-, huts-, scheeps-, provoostarrest.

Arrest in het cachot wordt, voorzooveel daartoe gelegenheid bestaat, in eenzame opsluiting ondergaan, al of niet te water en te brood, eventueel verzwaard met sluiting in de boeien, arrest in de provoost, voor zooveel daartoe de gelegenheid bestaat, in eenzame opsluiting al of niet om den anderen dag te water en te brood, en eventueel verzwaard met sluiting in de boeien. Het arrest in de politiekamer ontheft niet van den garnizoensdienst, noch van het bijwonen van de oefeningen van het korps; in geval van kwartier-arrest zal men zich alleen ter zake van dienst buiten het kwartier mogen begeven, in geval van stadsarrest niet buiten de stad, en in geval van kamer-arrest niet buiten de kamer. Het provoost-arrest bij de zeemacht wordt, in geval daartoe gelegenheid bestaat, aan den wal en in eenzame opsluiting ondergaan, anders aan boord in een provoostkamer of in de hut, of op een daartoe bepaalde plaats in de boeien, al of niet met verminderde kost; scheepsarrest bestaat in het verbod om buiten dienst het schip te verlaten; huis- of hutarrest in het verbod om huis of hut of een andere plaats te verlaten.

Bij de zeemacht is het opleggen van arrest als straf slechts toegestaan aan den Commandant van het schip. Het huis- of hutarrest kan aan officieren en onder-officieren slechts voor ten hoogste veertien dagen worden opgelegd, het scheepsarrest aan officieren en mindere schepelingen voor ten hoogste veertien dagen, het provoostarrest aan onderofficieren en minderen voor ten hoogste veertien dagen, voor de laatsten ook, wanneer het met vermindering van kost gepaard gaat aan het eind van het arrest.

Tweeërlei arrest is te onderscheiden: dat als zekerheidsmaatregel en dat als krijgstuchtelijke straf. Ten aanzien van den zekerheidsmaatregel gelden bij de Landmacht de volgende bepalingen: In arrest stellen kan elk officier en onderofficier, waaronder ook volgens de justitieele voorschriften de korporaals zouden moeten worden begrepen (art. 38 Regl. v. Krijgst.), die vermoedt, dat de mindere in rang zich aan een overtreding der krijgstucht of aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en hij is daartoe zelfs verplicht, wanneer het feit ernstig is. De vorm van arrest is daarbij aan hem overgelaten, maar hoogstens politiekamer, evenals de vraag of het arrest in dien vorm noodig en wenschelijk is. Van het opgelegd arrest moet rapport worden gedaan aan den commandeerenden officier van het korps onder wien de verdachte ressorteert. Deze zal dan de zaak onderzoeken en bepalen of de verdachte aanvankelijk in arrest zal blijven. Blijkt bij het onderzoek, dat de verdachte onschuldig is, dan gelast de korpscommandant de invrijheidstelling; blijkt, dat hij wel schuldig is, en dat de overtreding den regiments- of korpsdienst betreft, dan straft de korpscommandant en gaat de zekerheidsmaatregel in straf over. Acht hij hem schuldig en meent hij, dat de zaak den garzizoensdienst betreft, of dat daarin door den rechter moet worden recht gesproken, d. w. z. dat het niet een krijgstuchtelijke overtreding betreft, maar een overtreding volgens het gewone strafrecht of een misdrijf, dan moet hij de zaak verwijzen naar den garnizoenscommandant; van de eerste twee beslissingen behoeft hij hem slechts rapport te doen. Deze zal dan beslissen, of de zaak voor den krijgsraad moet worden gebracht, waarbij hij aan het oordeel van den korpscommandant niet gebonden is en daarvan mag afwijken en tevens of de verdachte in arrest zal blijven.

Zoolang on wanneer de zaak niet naar den Krijgsraad is verwezen, zal de gearresteerde zich over het opgelegde arrest bij de hiërarchisch hooger geplaatsten kunnen beklagen en ten slotte kunnen verzoeken, dat de zaak en daarmede de recht- en doelmatigheid van het arrest door een Krijgsraad wordt onderzocht. Is een verdachte naar den Krijgsraad verwezen en niet in arrest gesteld, of gebleven, dan is gedurende informatie de officier-commissaris bevoegd, den beklaagde in arrest te stellen, wanneer hij vermoedt, dat de omstandigheden dit vorderen; hij moet daarvan bericht geven aan den Krijgsraad, die de in arrest-stelling moet bekrachtigen. Deze kan haar ook op eigen gezag gelasten. De beklaagde kan slechts op voorstel van den officier-commissaris door den Krijgsraad uit zijn arrest worden ontslagen. Wanneer de beklaagde op vrije voeten is en na tweemaal opgeroepen te zijn, niet voor den officiercommissaris verschijnt, kan de garnizoens-commandant zijn in-arreststelling gelasten. Dezelfde bevoegdheid heeft deze autoriteit ten aanzien van getuigen tot de Landmacht behoorende, die niet voor den officier-commissaris verschijnen. Is het proces gevorderd tot de behandeling in den Krijgsraad, dan moet in de eerste zitting worden beslist, of een gearresteerde, die dan is overgebracht naar het huis van bewaring in de hoofdplaats van het Arrondissement al of niet in arrest zal blijven, c. q. in denzelfden vorm van arrest. Daarentegen kan de Krijgsraad een beklaagde,-die op vrije voeten is, in arrest doen stellen.

In alle gevallen, waarin bij of na de verwijzing arrest wordt toegepast, wordt de gearresteerde, tenzij hem bij zijn verhoor is medegedeeld, dat hij in arrest zal worden genomen, binnen vier en twintig uur na zijn in-arreststelling door den Officier-commissaris of door den Krijgsraad gehoord. In geval van hooger beroep blijft een arrestant in het genoemde huis van bewaring, tenzij het Hof overbrenging naar Utrecht wenschelijk acht. Voor de zeemacht gelden overeenkomstige voorschriften. In hooger beroep, evenals ten aanzien van hen, die in eersten aanleg voor het Hoog Militair Gerechtshof terecht staan, komt beschikking over arrest toe aan het Hof. Arrest, als straf, wordt ondergaan, hetzij na een voorafgaande verzekerde bewaring, hetzij eerst na de vaststelling der strafmate.

Bij de Landmacht kan aan officieren de straf van kamerarrest en van arrest bij den Provoost-Geweldige, een en ander met of zonder acces, slechts worden opgelegd door den Commandeerenden officier van het Korps. Aan de onder-officieren en die daarmede zijn gelijk gesteld, kan de straf van stads-, kwartier- en kamerarrest en aan de soldaten de straf van stads- en kwartierarrest slechts door den Kapitein of commandeerenden officier der compagnie of door andere hoogere officieren van het korps worden opgelegd. Hetzelfde geldt van provoost en cachot, doch dan alleen nog met machtiging van den korpscommandant. Het kamerarrest mag voor officieren ten hoogste twee maanden duren, voor onder-officieren drie weken, kwartier-arrest voor onderofficieren en soldaten een maand, het stadsarrest voor onderofficieren en soldaten twee maanden. Cachot kan aan onder-officieren slechts gedurende 4 dagen en aan minderen (eventueel met boeien) gedurende 8 dagen, de provoost aan de eersten gedurende 14 dagen en aan de tweeden evenzeer 14 dagen, maar eventueel met boeien worden opgelegd.

< >