Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aristophanes

betekenis & definitie

Aristophanes - de grootste blijspeldichter der Oudheid, geb. te Athene, waarschijnlijk in de 84ste olympiade (tusschen 444 en 440 v. C.), overl. 388 v. C. Hij had drie zonen, Ararus, Philippus en Nicostratus, die na zijn dood ook met tooneelstukken optraden. A. schijnt in nauwe betrekking tot de beide tooneelspelers Philonides en Callistratus gestaan te hebben, die zijne eerste stukken, de Daitaleis (427) en de Babyloniërs (426) op hun naam hebben doen opvoeren, gelijk hij ook met Plato goed bekend en bevriend was. Elf zijner stukken zijn in hun geheel bewaard. Met De Acharnenses (425 v. C.) behaalde A. op Cratinus en Eupolis de overwinning.

Het moest door de schildering van de zegeningen des vredes de Atheners tot den vrede geneigd maken. De ridders (424 v. C.) is gericht tegen den toen zoo machtigen volksleider Cleon. De wolken (423 v. C.) strekte om de verkeerde philosophische richting der jeugd van dien tijd, de metaphysische haarklooverijen en de voor de ware, bruikbare volkszedekunde zoo schadelijke sophisterij ten toon te stellen. In Socrates nu zag A. den hoofdvertegenwoordiger dier verkeerde richting. De wespen (422 v. C.) bestrijdt de zucht der Atheners om in de rechtbanken te zitten en processen te voeren. De vrede, in ’t volgende jaar opgevoerd, zoekt den vrede aan te bevelen. De vogels (414 v. C.) stelt den Atheners de zwakheden en verkeerdheden van hunne staatsinrichting en van al hunne staatkundige betrekkingen voor oogen. De Thesmophoriazusen (411 v. C.) heeft het vrouwelijke geslacht tot doelwit van zijn spot.

In Lysistrata (in ’t zelfde jaar opgevoerd) zoeken de vrouwen van de mannen den vrede af te dwingen. De kikvorschen (405 v. C.) is gericht tegen het verval der tragische kunst, als welker bederver Euripides voorgesteld wordt. De Ecclesiazusen (393 v. C.) strekt om de in dien tijd in omloop gekomen ideale regeeringsvormen van verscheiden wijsgeeren belachelijk te maken. Met het laatste stuk, Plutus (388 v. C.), dat reeds eene allegorische strekking heeft, maakt A. een overgang tot de zoogenaamde midden-Attische comedie. Het geheele aantal stukken van den dichter bedroeg volgens sommigen 54, volgens anderen 44. Een groot aantal fragmenten is nog voorhanden.

Het doel, dat in alle stukken van A. onder een dikwijls aanstootelijke scherts te voorschijn treedt, is niet om slechts te vermaken en genoegen te verschaffen; alle hebben een edeler, hooger strekking. De dichter gebruikte de onbeperkte vrijheid van spreken, die hem te Athene op de Dionysiën door wet en gebruik vergund was, slechts daartoe, om het welzijn zijner medeburgers, zoowel in staatkundig als zedelijk opzicht, te bevorderen. Daarbij bezit A. een onuitputtelijk vernuft. Uitgave met Latijnschen commentaar door prof. J. van Leeuwen Jr. (Leiden 1896-1906).

< >