Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Arghoen

betekenis & definitie

Arghoen - zoon van Abaka, van het geslacht Tchingiz khan, vorst (Ilkhan) van Perzië 1284—1291. Door zijn vader aangesteld tot gouverneur van Khorasan, kwam hij in 1284 tegen diens opvolger, zijn oom Ahmed Tekudar, in opstand, werd echter verslagen en gevangen naar Ahmed gevoerd. Een machtig Mongoolsch Emir, Bukai geheeten, stelde hem echter weder in vrijheid, waarop A.’s troepen tot Arghoen overliepen en A. zelf aan hem overgeleverd en gedood werd. Daarop liet hij zich zelf als Khan huldigen en werd door den Grootkhan Khoebilai als zoodanig erkend.

Bukai bleef tot 1289 de eigenlijke heerscher, en na zijne terechtstelling trad een Joodsch geneesheer, Sad ad-Dawla, als rijksbestuurder op. Evenals andere leden van zijn geslacht was ook Arghoen voor verschil van geloofsbelijdenis onverschillig en zette hij de door Abaka begonnen onderhandelingen met de Christelijke vorsten van Frankrijk en Engeland en met den Paus voort. Hij schreef o.a. een brief aan Philips den Schoone (nog te Parijs in het Staatsarchief aanwezig), maar eenig gevolg — het gold eene expeditie tegen Egypte — hadden deze onderhandelingen niet. Arghoen stierf 1291, eenige dagen, nadat zijn Joodsche vizier door diens vijanden vermoord geworden was.

< >