Arend (aquilinae) - De arenden (Aquilinae) vormen eene onderfamilie der roofvogels. Het zijn meest krachtige vogels, met platten kop en laag voorhoofd; de oogen liggen diep; op den nek staan verlengde puntige veeren. De krachtige snavel is aan den wortel recht, met rechthoekig omgebogen, scherpe punt. Loopbeen bevederd; de lange, geel gekleurde teenen dragen zeer scherpe kromme nagels.
Vleugels lang, maar niet zeer breed; staart lang en breed; zij vangen hun prooi vliegend of loopend. Het zijn dagroofvogels; de meeste soorten bereiken eene aanzienlijke grootte; hun kracht is verbazend. De vlucht is rustig en bijzonder zeker; bij heldere lucht stijgen de vogels tot zeer groote hoogte, overwinnen hierbij sterke luchtstroomingen met gemak. Het gezicht is buitengewoon scherp; ziet een arend van eene groote hoogte een levende prooi, dan stort hij loodrecht naar beneden met een groote snelheid. Op den grond zijn de bewegingen lomp en onbeholpen. Het zijn ongezellige dieren, doch het mannetje is gewoonlijk zeer aan het wijfje gehecht; binnen het gebied, dat een paar als het hunne beschouwt, duldt het geen tweede paar; bij een groote prooi, b.v. het lijk van een groot zoogdier, vindt men echter vaak meerdere exemplaren bijeen. Arenden geven de voorkeur aan levende prooi, maar zij verslinden ook doode dieren; slechts groote en krachtige zoogdieren en zeer behendige vogels zijn veilig voor hen. Gevaarlijke vijanden bezitten zij niet; vele kleine vogels maken hun door herhaalde aanvallen het leven soms zoo onaangenaam, dat zij het hazenpad kiezen.
De meeste soorten zijn voor den mensch schadelijk, soms ook gevaarlijk. — De Steenarend (Aquila chrysaëtus, zie plaat Arenden, fig. 1), of adelaar, waarvan een enkele maal een exemplaar in Nederland wordt gezien, behoort thuis in de hooge bergstreken van Europa en Azië en in Noord-Amerika; de mannetjes hebben eene vlucht van 2 M., de wijfjes zijn nog iets grooter; deze leggen 2 of 3 eieren, ongeveer ter grootte van een ganzenei, ruw van schaal en grijs gespikkeld. Jonge dieren kunnen getemd worden. De adelaar is het prototype van den heraldischen adelaar, het zinnebeeld van kracht en moed; hij is schadelijk en valt ook den mensch aan. — De Koningsarend (A. imperialis, fig. 2) of keizersarend is iets kleiner dan de vorige; geheel bruin van kleur. Hij bewoont Zuid-Europa en Azië tot China; slechts een enkele maal, in 1836 bij Bergen-op-Zoom, is een exemplaar hier te lande geschoten. — Eveneens dwaalt een enkele maal een exemplaar van den Schreeuwarend (A. naevia, fig. 3), welke thuis hoort in Oost- en Zuid-Oost-Europa, naar ons land af; vlucht 1,60 M. De Steppenarend (A. nipalensis, fig. 4) uit Oost-Europa bereikt de grootte van den koningsarend; de Dwergarend (A. pennata, fig.5) daarentegen is een kleine soort, slechts 1.20 M.; hij bewoont Zuid-West- en Zuid-Oost-Europa en Azië. — In Australië speelt de Wigstaartarend (A. audax, fig. 6) de rol van den steenarend in Europa; vlucht 2,3 M.; de staart is veel langer dan van den adelaar. Voor de schapenkudden is hij een groote plaag; hij verslindt ook aas en vervangt hierdoor de gieren, die in Australië niet voorkomen. — De Havikarend (A. fasciata, vlucht 1,45 M., fig. 7) is een behendige, vermetele vogel, die den aard van een havik heeft; leeft in Zuid-Europa, Noord-Afrika en Indië en is een gevreesde kippendief. — Behalve deze echte arenden zijn er nog verschillende andere „arend” soorten, die tot andere vogelgroepen behooren, maar uiterlijk op arenden gelijken. Zoo de Kuifarend (Spizaëtus occipitalis, fig. 8), kenbaar aan de kuif, eigenlijk een havikachtige vogel, die zeer algemeen in Afrika voorkomt. — De Vechtarend (Spizaëtus bellicosus, fig. 9) uit Afrika, een zeer groot soort, is een zeer gevaarlijk roover voor allerlei wild en huisdieren. — In Zuid-Amerika, van Mexico tot Brazilië, leeft de Harpy (Harpyia destructor, fig. 10), eveneens een havik, in de groote bosschen en het gebergte; een der meest onverzadelijke en woeste vijanden van alle mogelijke warmbloedige dieren. — De Schreeuwzeearend (Haliaëtus vocifer, fig. 11) uit Midden- en Zuid-Afrika, tot de echte arenden behoorende, leeft van visch en aas, dankt zijn naam aan zijn sterk krijschende stem. — De Zeearend (H. albicillus, fig. 12) — vlucht 2,4 M., — kleur dof-donkerbruin met lichte gezoomde vederen, kop en hals geelwit, staart wit — bewoont Noord-Europa en Azië en is hier te lande aan de kusten geen zeldzame wintergast; de horsten worden in hooge boomen gebouwd; leeft van visch en ook van klein wild en waterwild. — Iets kleiner is de Witkop-zeearend (H. leucocephalus, fig. 13) uit Noord-Amerika. — De Vischarend (Pandion haliaëtus, fig. 14), behoorende tot de Vischarenden, Pandionidae, heeft een vlucht van 1,6 M.; deze vogel is over de geheele aarde verspreid, ’s Winters wordt hij ook hier te lande aangetroffen in waterrijke streken en aan riviermonden; leeft uitsluitend van visch. — Arenden kunnen over het algemeen een hoogen leeftijd bereiken en ook vele jaren in gevangenschap in dierentuinen gehouden worden.