Apulejus - (Lucius), wijsgeer, geb. te Madaura, in Afrika, ± 124 n. C. onder de regeering van Hadrianus, werd opgevoed te Carthago, beoefende de platonische wijsbegeerte te Athene, deed groote reizen en keerde vervolgens, na een kort verblijf te Rome, naar Afrika terug, alwaar hij iets later, nadat hij op eene tweede reis met de moeder van zijn vriend Pontanus, de rijke Aemilia Pudentilla, in het huwelijk was getreden, Carthago tot zijn woonplaats koos en daar spoedig groot aanzien genoot. Zijn sterfjaar is onbekend. Hij was een aanhanger der nieuw-platonische wijsgebeerte, bezat groote geleerdheid en trachtte het in verval geraakte heidendom te zuiveren en te versterken. Te dien einde beval hij de herstelling der oude mysteriën aan, waarin hij zich op zijne reizen overal had doen opnemen.
Dit blijkt vooral uit zijn: Metamorphosen, waarin een tot ondeugd vervallen jongeling, Lucius, eerst juist ten gevolge zijner ondeugden in een ezel veranderd, doch door de mysteriën een geheel nieuw mensch wordt. Buitendien geeft het een leerrijk tafereel van de heerschende zeden dier tijden. De belangrijkste der vele episoden van dit boek is die van Amor en Psyche in het 4—6 boek, waarin het lot der door menigvuldige beproevingen gelouterde menschelijke ziel beschreven wordt. De episode van Amor en Ps. is dikwijls afzonderlijk uitgegeven. Zie ook „Een Ezel en eenig speelgoed”, door P. van Limburg Brouwer (Ned. Bibl. n°. 2).
Zich zelven verdedigde hij zeer geestig in eene redevoering Apologia s. de Magia tegen de beschuldiging van tooverij, die hij zou aangewend hebben om zijne vrouw te krijgen. Als wijsgeer toont hij zich een onhelder en dwepend eclecticus. Philos. werken van hem zijn: de deo Socratis (uiteenzetting der platonische leer van God en de daemonen), 3 boeken de dogmate Platonis (van welke het laatste de formeele arist. logika behandelt) en de mundo (naar Theohrastus). Verder schreef hij een werkje Ftorida, evattende uittreksels uit zijn voordrachten, en ook staan op zijn naam botanische en medische excerpten. Hij beheerschte de Latijnsche taal meesterlijk, maar zijn stijl is, naar den trant der Afrikanen, overladen met rhetorische figuren.