Apponyi - Hongaarsch gravengeslacht, waarvan vele leden op staatkundig gebied een rol speelden.
Anton Georg graaf Apponyi, geb. 1751, overl. 1817, legde de Apponyiaansche bibliotheek aan, die 50.000 deelen (waaronder een kostbare verzameling Aldijnen) telt en sedert 1827 te Pressburg is.
Georg graaf Apponyi, kleinzoon van den vorige, geb. 29 Sept. 1808, overl. 1 Maart 1899, begon zijn staatkundige loopbaan als hofsecretaris van de Hongaarsche kanselarij te Weenen; na de cessie van 1844 was hij leider der conservatief-aristocratische partij; in 1847 werd hij benoemd tot groot-kanselier van het koninkrijk Hongarije; in 1848 trok hij zich in het ambtelooze leven terug; na de reorganisatie van den Rijksdag in 1859 werd hij voor het leven benoemd tot lid van dit staatslichaam; weldra deed hij zich kennen als een beslist voorstander van de zelfstandigheid van Hongarije on werd in korten tijd een der invloedrijkste leiders der nationale partij. 1860—1862 was hij Judex Curiae te Pest en presideerde hij de conferentiën ter reorganisatie van de rechtspleging in Hongarije. In 1865 werd A. lid van de kamer der afgevaardigden en vormde daar de partij der gematigde conservatieven, die in 1866 de onderhandelingen met Oostenrijk over den Ausgleich bevorderde; later sloot hij zich bij de Deak-partij aan. In 1869 trok hij zich uit het politieke leven terug en vestigde zich te Pressburg.
Albert Georg graaf Apponyi, zoon van den vorige, geb. 1846 te Weenen, sinds 1877 lid van het Hong. parlement en daar een der beste redenaars; aanvankelijk conservatief, 1878—99 leider der gematigde oppositie (sedert 1891 als Nationale partij bekend), waarmee hij zich bij de benoeming van Széll (Maart 1899) bij de liberale regeeringspartij aansloot, verliet deze Nov. 1903 weer en was de ziel van de oppositie tegen Tisza en een der hoofdfiguren van den zgn. ex-lex-toestand (1905—’06). In 1904 reconstrueerde hij de Nationale partij. Ook schrijver: Le parlement de la Hongrie (in „Annuaire du parlement”, Parijs 1902) enz.