Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aphasie

betekenis & definitie

Aphasie - verzamelnaam voor een reeks stoornissen, die betrekking hebben op de hulpmiddelen, waarmede de menschen zich onderling verstaanbaar maken (spreken, schrijven, lezen), waarbij echter de betreffende organen (oog, oor, spraakorgaan, hand- en armspieren en hunne zenuwen) volkomen normaal zijn, terwijl het intellect behouden is gebleven. De a. berust op het onderbreken (in de hersenen) van het voortleiden van bepaalde prikkels. Het volgende voorbeeld kan het een en ander toelichten. Zegt men een jong kind, waarvan de spraak reeds ontwikkeld is, een woord voor, dan is het in staat om dit woord na te zeggen.

Het kind ontvangt een gehoorsprikkel; deze prikkel wordt volgens onze voorstellingen naar de hersenen geleid tot een bepaald centrum; het gehoorscentrum. Maar het kind heeft op het woord gereageerd door het na te zeggen. Een reeks spieren van het spraakwerktuig zijn daarbij in beweging gebracht. Ook dit spraakwerktuig kan van de hersenen uit in beweging gezet worden; het wordt in de hersenen door een spraakcentrum vertegenwoordigd. Maar wanneer de ontvangen gehoorsprikkel tot gevolg heeft, dat het spraakcentrum geprikkeld wordt, dan moet er dus een verbinding tusschen de centra voor spraak en gehoor zijn. Voor het nazeggen van het woord is het niet noodig, dat het kind het woord begrijpt. Wanneer het gesproken woord betrekking heeft op een voorwerp, dan kan men dit het kind gelijktijdig toonen. Het kind ontvangt dan een gezichtsindruk en weet dan na korteren of langeren tijd de beteekenis van het woord.

Het kind kan later zelf op het denkbeeld komen om het woord uit te spreken; het heeft daarmede dan een bepaalde bedoeling; het wil het voorwerp in bezit hebben, of de aandacht van de omgeving op het voorwerp vestigen. Het woord wordt door het kind begrepen. Ook het begrip denken wij ons aan een bepaald centrum gebonden. Er moeten nu minstens 4 verschillende verbindingen (banen) aanwezig zijn. In de eerste plaats de reeds besproken baan tusschen de centra voor gehoor en spraak; verder een baan tusschen gehoor en begrip, want het hooren van het woord doet het kind ook het woord begrijpen: het is geen zinlooze klank meer; dan nog een baan tusschen begrip en gehoorscentrum, want het kind kan spontaan op het denkbeeld komen het woord uit te spreken, ten slotte nog minstens een baan tusschen het gezichtscentrum en het begrip, want het kind kan door het zien van het voorwerp dit voorwerp ook begrijpen. Wanneer nu de voortgeleiding in een dezer banen onderbroken is, dan ontstaan stoornissen. Denken wij ons het geval, dat de baan tusschen gehoorscentrum en begrip is gestoord. Zegt men nu een woord, dan ontvangt de betreffende persoon wel den geluidsprikkel, maar begrijpt dezen niet: het woord is voor hem een klank zonder beteekenis.

Toont men hem echter het voorwerp, waarvan men den naam heeft uitgesproken, dan wordt het voorwerp direct herkend, want de baan tusschen gezichtscentrum en begrip is ongestoord. Spontaan kan de patiënt ook den naam van het voorwerp zeggen, zoodra het denkbeeld van het voorwerp in zijn gedachten opkomt. Geheel andere verhoudingen krijgt men, wanneer de baan tusschen begripscentrum en spraakcentrum onderbroken is. Het uitdrukken van de gedachten door middel van de spraak is dan geheel onmogelijk, maar de patiënt begrijpt alles wat hij hoort of ziet. En hij zal zijn gedachten door ze op te schrijven eveneens kunnen uitdrukken. Op de wijze, zooals hier is geschetst, kan men zich theoretisch een voorstelling van de a. maken en men zou theoretisch tal van vormen kunnen opstellen. Intusschen is de a. ingewikkelder dan hier is voorgesteld. In de eerste plaats is hier geen rekening gehouden met de „banen”, noodig voor het lezen en schrijven, vervolgens zijn de geleidingsstoornissen niet altijd volkomen en ten slotte betreffen deze stoornissen dikwijls meer dan één baan.

De hier gegegeven voorbeelden moeten dan ook als eenigszins schematische gevallen beschouwd worden. De vorm van a., waarbij het gesproken woord niet begrepen wordt, noemt men wel eens woorddoofheid; wordt het gedrukte of geschreven woord niet begrepen, dan heet dit woordblindheid. A. is geen zelfstandige ziekte; verschillende vormen kunnen als symptoom van een hersenziekte (bloeding, gezwel, absces) optreden. Ook kan a. voorkomen bij migraine, nicotinevergiftiging en als ontwikkelingsstoornis bij kinderen. Voor leeken, die met lijders aan a. moeten omgaan, is het van groot belang te weten, dat het intellect der lijders volkomen behouden kan zijn. De omgeving zal, gesteund door den geneesheer, naar middelen moeten zoeken om de gedachtenwisseling met den lijder mogelijk te maken.

< >