Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Andrews (lancelot)

betekenis & definitie

Andrews (lancelot) - Engelsch theoloog, Anglikaansch prelaat, geb. te Barking, 1555, overl. te Winchester, 26 Sept. 1626. Naast Usher was hij de geleerdste Engelsche theoloog van zijn tijd; hij was hofkapelaan van koningin Elizabeth en stond later in hooge gunst bij haar opvolger, Jacobus I, onder wien hij bisschop werd van Chichester in 1605, van Ely in 1609, van Winchester in 1619. Hij nam deel aan de vertaling van den Bijbel in de Engelsche taal; het gedeelte, dat aan zijn zorg was toevertrouwd bestond uit de eerste 12 boeken van het Oude Testament.

Hij schreef een aantal hooggeschatte werken, die het eerst uitgegeven zijn door H. Isaacson in 1650. Zie over hem: R. L. Ottley, Lancelot Andrews. Lond. 1894.

< >