Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Amen-em-hêt

betekenis & definitie

Amen-em-hêt - naam van vier Egyptische koningen der 12de dynastie (zie EGYPTE, geschiedenis) (2000—1788 v. Chr.), die te Thebe regeerden. Belangrijk zijn: A. I. (2000-1971), een usurpator. Het gezag werd door hem sterk gecentraliseerd: door zijn toedoen won het koningschap ’t van de feodale macht. Ook ’t buitenland voelde zijn krachtige hand; waarschijnlijk zijn A.’s legers in Palestina doorgedrongen. — A. III (1849—1801), door de Grieken soms Lachores genoemd.

Onder zijn regeering genoot zijn rijk vrede en welvaart. De invloed van den landadel is nu geheel gefnuikt. Hij heeft veel laten bouwen, vooral tempels; ook een pyramide bij Dahsjoer en een bij Hawara. Hierbij liet hij zijn reusachtigen doodentempel oprichten, dien de Grieken later als een van Egypte’s grootste wonderen beschouwden en aanduidden als labyrinth. Ook liet hij daar, in het Fajjoem, een groot waterbassin aanleggen, bij de Grieken Moëris genaamd (m—oêris uit měr-wêr = „groot meer”).

< >