Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Alver

betekenis & definitie

Alver - (Albumus lucidus), vischje behoorende tot de familie der Karperachtigen (Cyprinidae), voornamelijk gekenmerkt door zijn zeer schuin naar boven geriefden bek en helder zilverglanzige zijden en buik. De rug is gemeenlijk blauwachtig groen, de rug- en staartvin zijn grijs, de overige vinnen zijn ongekleurd, soms gelig aan de basis. Plant zich in Mei en Juni voort, bereikt een lengte van 18 a 20 c.M, komt bij ons in zoet water, voornamelijk in de groote rivieren voor en is daar (o.a. op de Limburgsche Maas) het voorwerp eener bijzondere visscherij.

Heeft als menschelijk voedsel weinig waarde, doch is van beteekenis om zijn schubben, die aan de onderzijde met een glinsterende, parelkleurige stof (guanine-kristallen) overtrokken zijn, welke met water afgewasschen en onder den naam van „essence d’Orient” voor de vervaardiging van valsche parelen gebezigd wordt. Minimum-maat: geen; gesloten tijd: geen.

< >