Altdorfer - (Albrecht), of Altdorffer, Duitsch schilder en plaatsnijder, teekenaar voor houtsneden en architect, geb. kort voor 1480 te Regensburg, gest. aldaar 1538. A. werkte te Regensburg; in1505 is hij weer als burger van R. ingeschreven, daar zijn vader, eveneens schilder, die stad in 1499 had verlaten. Reeds in 1509 betaalt de raad van R. mede voor een schilderij van A. in het koor der St. Pieterskerk.
In 1526 is hij lid van den „inneren Rat” geweest en bekleedde tevens het ambt van stadsarchitect. Zijn testament en de inventaris van zijn nagelaten boedel bleven bewaard. — A. is geen leerling van A. Dürer geweest, al merkte hij met een monogram, dat kennelijk naar diens voorbeeld is gevormd; wel toont hij in zijn graphisch werk eenigen invloed van D. en de kunst van Neurenberg, als ook van de Italiaansche kunst te hebben ondergaan. Waarschijnlijk is hij leerling van zijn vader geweest en zeker is hij de merkwaardigste vertegenwoordiger van de zg. Donauschool (o.a. met Wolf Huber te Passau). Hij is voornamelijk landschapschilder, al zorgde hij ook zelf voor de figuren er in en al geeft hij ook vaak groote bouwwerken weer. — Zijn stijl heeft iets merkwaardig lichts en voor den tijd iets verrassend bewegelijks en fantastisch door compositie en verlichting. Voor kleur toont hij sterker talent dan voor den vorm. Van de ontwikkeling in zijn schilderijen, houtsneden, prenten en teekeningen hebben wij voldoende kennis. Schilderijen o.a. te Berlijn en Bremen; omstreeks 1520 grootere werken, in sterker kleuren en met heviger effecten, bv. het groote altaar de St.
Florian aan den Donau 1518. Zijn laatste werken zijn scherp, bijna stippelend geschilderd en vertoonen gemeenlijk juistere proporties. Zijn laatste gedateerde schilderij is van 1531: Landschap met allegorische voorstelling. Vgl. voor de litteratuur het uitvoerig artikel van M. Friedländer in Thieme-Beckers Künstlerlexikon. Deze geleerde schreef ook: A. A., in Beiträge zur Kunstgeschichte N. F. 13, Leipzig Seemann 1891; later eenige artikelen, waarin alle overige litteratuur steeds werd behandeld, eindelijk nog: A. A.s Landschaftsradierungen, Berlin 1907. Veröffentl. der Graphischen Gesellschaft.