Allodium - (gelatiniseerde vorm van het Oudfrankische a l o d i s), bet. in den Frankischen tijd de bezitting, die men in vollen eigendom had, waarover men de volledige beschikking had en waaraan geen verplichtingen hoegenaamd jegens een meerdere waren verbonden, in tegenstelling tot een feodum, waarvoor men leenhulde was verschuldigd.
Men verklaart het woord meestal als een samenstelling van het Oudgerm. al (algeheel) en öd (eigendom).