Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Alligator

betekenis & definitie

Alligator - (van het Portug. lagarta), hagedisgeslacht van de familie der Pantserhagedissen of Krokodillen (zie plaat Krokodillen, fig.

1). Dit geslacht omvat de soorten met een stompen snoet; de voorrand van de bovenkaak is breed en puilt over de onderkaak heen; het lichaam is bekleed met groote, beenige schilden of schubben, op den rug in overlangsche rijen geplaatst, op den buik in overdwarse rijen; de schubben op den rug zijn gekield, die langs de zijden eirond of rond, die op den buik vierkant; de kop is bedekt met een lederachtige huid; aan het einde van den snoet staan de neusgaten, dicht bijeen op een vleezigen knobbel; zij zijn voorzien van bewegelijke kleppen, die het dier naar willekeur openen en sluiten kan; de tong is breed, plat en vleezig en kan niet buiten den mond worden gestoken; de mondspleet is tengevolge van de ver-achterwaartsche geleding der onderkaak, zeer groot; wegens de gelijkenis van den kop met dien van den snoek noemt men den alligator wel eens snoek-kaaiman. De groote tanden hebben een ietwat gebogen kegelvorm en zijn in rijen in de onder- en bovenkaak geplaatst; de oogen hebben een bovenste en onderste ooglid en een loodrechte pupil; de lange staart is zijdelings saamgedrukt; in het water is deze staart het voornaamste werktuig ter voortbeweging; de voorpooten hebben 5 teenen, de achterpooten 4. Het wijfje legt hare eieren in struiken of riet en bedekt ze dan met afgevallen blaren en vochtige plantenstoffen. Deze gaan rotten of broeien en de hierbij zich ontwikkelende warmte bevordert het uitkomen der eieren. De a. is een verslindend, vraatzuchtig dier; zijn voedsel bestaat uit visschen, vogels en zoogdieren, die hij geheel verslindt; kan hij vogels en zoogdieren machtig worden, zoo doodt hij deze door verdrinking, alvorens ze te verzwelgen; Hij kan zeer lang, zelfs maanden, zonder voedsel blijven. In het water en rechtuit kan hij zich vrij snel bewegen; het kost hem evenwel inspanning zich zijdelings te keeren, door de weinige buigzaamheid der rug-gewrichten; op het land zijn al zijn bewegingen log en ongemakkelijk; schuw en vreesachtig schuift hij het zware lichaam verder, bij elk geluid, dat een vijand mag doen veronderstellen, zich plat en onbewegelijk en met den snuit als in den bodem gedrukt uitstrekkende; bij een werkelijken aanval verheft hij zich op de pooten en begint heftig te blazen; zonder eenig gevaar kan hij dan worden afgemaakt, indien men slechts zorgt zich buiten zijn krachtigen en bewegelijken staart, die met één slag een mensch kan dooden, te houden. Voor den mensch is de a. in het algemeen van nature bevreesd; de herders in Noord-Amerika houden hem, wanneer zij hunne kudden in een door deze dieren bewoond water drenken, met knuppels gewapend, gemakkelijk op een afstand. Hij is overigens uitermate taai van leven en kan slechts door een geweerschot in de hersenen of in het hart dadelijk worden gedood. In gevangen staat kan hij zeer goed in het leven gehouden worden.

De soorten, die in een koel klimaat leven, brengen den winter slapende door; uit dezen winterslaap zijn zij niet te wekken. Zij bereiken een hoogen ouderdom; de lengte van hun lichaam wisselt af van 2 tot 3 meter. Zij worden gevonden in de rivieren van het Z. der Vereenigde Staten van N.-Amerika, soms in grooten getale. A. mississippiensis kan 4.5 M. lang worden. Een kleinere soort (A. sinensis) wordt in China in de Yangtse-kiang gevonden. In vroegere aardperioden (tertiair) leefde de a. ook in Europa.

< >