Alexander (rusland) - Drie keizers van Rusland droegen dezen naam:
Alexander I Pawlowtsj, geb. 23 Dec. 1777, als zoon van den lateren Keizer Paul I; zijn opvoeding werd geleid door zijn grootmoeder Catharina lII, kolonel Laharpe en anderen, die hem de verlichte beginselen van Rousseau inprentten. In l793 huwde hij Elisabeth, dochter van Karl Ludwig, erfprins van Baden. Hij besteeg den troon, nadat zijn vader in 1801 vermoord was. Ofschoon Alexander ongetwijfeld kennis heeft gedragen van een samenzwering, om zijn vader te onttronen, is er geen reden aan te nemen, dat hij op eenigerlei wijze de hand in den moord gehad heeft. De jonge heerscher scheen diep doordrongen van de verplichting, die op hem rustte, om te trachten de welvaart zijner onderdanen te bevorderen. Hij deed velerlei pogingen, om het inwendig administratief beheer van Rusland te regelen en het land tot een Europeeschen rechtstaat te hervormen, om den buitenlandschen handel te bevorderen, de industrie aan te moedigen en den geest van vaderlandsliefde en eenheid in zijn gebied wakker te schudden. Zeven hoogescholen, te Dorpat, Kasan, Charkow Moscou, Wilna, Warschau en St.-Petersburg werden door hem óf gesticht óf hervormd: meer dan 200 gymnasia en normaalscholen en meer dan 2000 lagere scholen werden geopend. Bij oekas van 1816 bereidde hij den weg voor de afschaffing der lijfeigenschap in de Baltische provinciën.
Reeds in het eerste jaar zijner regeering had hij het geheime gerechtshof opgeheven, waarvoor vooral politieke misdadigers hadden terecht gestaan. Tevens werden door hem tegelijkertijd meerdere barbaarschheden afgeschaft, terwijl allerlei wetten den hoogen ambtenaren het te buiten gaan hunner bevoegdheid gevaarlijk begonnen te maken. Het voorrecht der adellijken, dat hunne goederen niet krachtens een vonnis konden worden verbeurd verklaard, werd doorgetrokken tot alle onderdanen; het samenstellen van een burgerlijk wetboek werd ter hand genomen. Ter bevordering van handel en nijverheid werden wegen aangelegd, kanalen gegraven, Odessa werd tot vrijhaven verklaard, aan de boeren het recht verleend, dat tot nu toe het privilegie was geweest van adellijken en kooplieden, om fabrieken op te richten. A.’s vérziende politiek in zake handel met het buitenland openbaarde zich in verschillende expeditiën door hem uitgezonden, alsook door zijn betrekkingen met de Vereenigde Staten, Brazilië en Spanje, de handels- en scheepvaartverdragen met de Porte en de kolonisatie op de Noordwestkust van Amerika. A.’s buitenlandsche politiek werd in den aan vang gekenmerkt door begeerte naar vrede; in 1801 maakte hij een einde aan de vijandelijkheden met Engeland; hij sloot tevens vrede met Frankrijk en Spanje. Weldra brak hij evenwel met Frankrijk en sloot hij zich aan bij de coalitie van 1805. Hij was tegenwoordig bij den slag van Austerlitz, waar de verbonden Oostenrijksche en Russische legers door Napoleon werden verslagen.
Met het overschot van zijn leger keerde hij naar Rusland terug, geneigd tot den vrede, hoewel die van Presburg tusschen Oostenrijk en Frankrijk hem niet bond. Het volgende jaar verscheen hij echter als bondgenoot van Pruisen te velde, doch na de nederlagen van Eylau en Friedland werd hij gedwongen tot den vrede van Tilsitt (1807). Aangetrokken door Napoleons genie en krijgsgeluk en gepaaid door het vooruitzicht opFinland en de Donauvorstendommen, keerde zijn politiek zich nu ten gunste van Frankrijk. Hij verklaarde in 1808 Engeland den oorlog, wierp zich op den bondgenoot van dit land, Zweden, en verrijkte zich bij den vrede van Fredrikshamm (1809) met Finland, doch verloor aan de Engelschen zijn vloot, die de Fransche te Lissabon ter hulp was gezonden. Aan den oorlog van Frankrijk tegen Oostenrijk, 1809, nam Alexander slechts in geringe mate deel; toch ontving hij bij den vrede van Weenen het gebied van Tarnopol als zijn aandeel in den buit van Galicië. Hierop zette hij de vijandelijkheden tegen de Porte voort en beëindigde dezen oorlog met den vrede van Boekarest, 1812. De alliantie met Frankrijk bleek weldra geheel in strijd met Ruslands werkelijke belangen, zoodat A.’s politiek zich op dit punt weldra moest wijzigen. De druk van het Continentaal Stelsel, de willekeurige veranderingen, door Napoleon, allerwege ingevoerd, het aanbod door Engeland van een bondgenootschap en andere omstandigheden bij A. het verlangen ontstaan, om den dwingeland van Europa en den verstoorder van den wereldvrede te kortwieken.
Toen dit ten slotte tot een uitbarsting leidde, bracht Rusland een leger van 900.000 man op de been (1812); gedurende dezen, voor Napoleon zoo ongelukkigen oorlog, stelde A. zich meermalen aan levensgevaar bloot, ten einde zijn leger aan te moedigen. Tegenover Frankrijk legde bij bij de vredesonderhandelingen van Parijs veel grootmoedigheid aan den dag, waardoor hij de algemeene achting won. Na den vrede, in 1814, bezocht hij Londen en werd aldaar met geestdrift ontvangen. In St. Petersburg teruggekeerd, zorgde hij dadelijk voor de gewonden en verminkten en voor de families der gevallenen. Na een kort verblijf in de Russische hoofdstad, begaf hij zich naar het Congres van Weenen, waar hij beslag legde op Polen, met belofte aan dit land een grondwet te zullen schenken.
Uit Napoleons terugkeer van Elba een nieuwe algemeene verwarring tegemoetziende, drong hij aan op de vervulling van het verdrag van Chaumont en op de vogelvrijverklaring van den algemeenen vijand. Na den slag van Waterloo werd hij te Parijs met minder geestdrift ontvangen dan tijdens zijn eerste bezoek;, doch ook ditmaal dankte Frankrijk weer veel aan zijn grootmoedigheid. Het was omstreeks dezen tijd, dat A.’s neiging tot mystiek, aangewakkerd door zijn omgang met mevrouw Von Krüdener zich sterk begon) te; openbaren en beslissenden invloed op zijn politieke inzichten uit te oefenen (Heilig Verbond 1815). Einde October 1815 keerde hij naar zijn gebied terug. De inwendige toestand en de buitenlandsche betrekkingen van Rusland waren door zijn politiek en door den loop der gebeurtenissen!geheel gewijzigd; Rusland had een machtig overwicht gekregen in de wereldpolitiek, zijn grenzen hadden zich naar alle richtingen uitgebreid en de hervormingen, door A. in het leven geroepen, begonnen reeds gunstig te werken. Na 1815 zette hij het werk der hervorming voort; allerlei administratieve misbruiken werden afgeschaft, de boerenstand werd zeer begunstigd, hoewel van opheffing der lijfeigenschap in Rusland geen sprake meer was.
Hoe goed A.’s bedoelingen echter ook waren, hij stuitte op allerlei hinderpalen. Dweepziek godsdienstig, vermoeid van de groote gebeurtenissen, waaraan hij deel had genomen, opgeschrikt door de woelingen in Duitschland, Italië en Spanje, begon hem een hevige vrees voor een revolutie in zijn gebied te kwellen. De aandacht, die hij wijdde aan den gang der zaken in het buitenland, trok hem van zijn aangevangen hervormingen af; op de congressen van Troppau, Laibach en Verona werkte hij met hartstocht mede aan de maatregelen ter onderdrukking, zoowel van opstand tegen gezag als van poging tot elken politieken vooruitgang in het algemeen. Deze algeheele ommekeer droeg weldra wrange vruchten. Polen zag zich in zijn nationale verwachtingen teleurgesteld en drong aan op handhaving der geschonden grondwet.|De Russen hadden gedurende de afgeloopen oorlogen gelegenheid gehad, den toestand van hun land met dien van andere landen te vergelijken, waardoor een algemeene ontevredenheid ontstaan was. Aan den anderen kant was er nog een invloedrijke, oud-Russische partij, die zich gekrenkt en benadeeld achtte door de hervormingen, die reeds waren ingevoerd.
Het leger werd steeds op voet van oorlog gehouden, wat de finantiën uitputte. En om den geest van ontevredenheid te bestrijden en een algemeene revolutie te voorkomen, nam A. de gewone, steeds het tegendeel van het beoogde uitwerkende, maatregelen te baat: strenge perscensuur, nauwkeurig toezicht op den invoer van boeken, opheffing van vereenigingen, willekeur der politie, openbare zoowel als geheime, inmenging der regeering in alle zaken, enz. Door dit alles verbitterde hij zijn onderdanen, die weldra het goede, door hem tot stand gebracht, voorbijzagen, terwijl hij zelf zich beklaagde over ondankbaarheid en miskenning. In de Grieksche aangelegenheden van 1821 verloochende de Keizer zijn geheele vroegere houding tegenover de Grieken. De dood van zijn eenige en beminde natuurlijke dochter, de vreeselijke overstrooming van St.Petersburg in 1824 en de Russisch-Poolsche samenzwering tegen het huis Romanow droegen niet weinig er toe bij, om den Czaar geheel te ontmoedigen; ziek naar lichaam en geest, ondernam hij in 1825 een reis naar de Krim met het oog op de gezondheid der Czaritsa en om zielsrust voor zichzelf te herkrijgen. Gedurende die reis stierf hij 1 Dec. 1825 te Taganrog kinderloos.