Alexander de groote - zoon van Philippus van Macedonië en Olympias, geb. 356 v. C. te Pella, leerling van den wijsgeer Aristoteles, beklom in 336 na den dood zijns vaders den troon. Na eerst de woelingen in de pas veroverde Grieksche landen bedwongen te hebben, aanvaardde hij den oorlog tegen de Perzen en daarmede de erfenis zijns vaders, die door den dood was verhinderd geworden, om zijne veroveringsplannen tegen Perzië te volvoeren. Alexander heeft die taak volbracht, maar zijne grootheid bestaat meer nog hierin, dat hij aan het Oosten de Grieksche beschaving heeft)' gebracht en aan deze daardoor haar voortbestaan heeft verzekerd. Men noemt die Grieksch-Oostersche beschaving de Hellenistische en de geschiedenis van de uit Alexander’s rijk voortgekomen staten de geschiedenis van het Hellenisme.
In 334 begon hij zijn tocht tegen Darius III, die toen (336—330) Koning van Perzië was, versloeg de Perzen eerst bij den Granicus, door welke zege geheel Klein-Azië hem in handen viel. In ’t volgend jaar bereikte hij Syrië en bij Issus versloeg hij de hoofdmacht van den koning, die zelf zijn leger aanvoerde (333). Darius had twee jaren noodig om een nieuw leger te verzamelen, in welken tusschentijd Alexander Phoenicië en Egypte veroverde, waarbij alleen het beleg van Tyrus hem 7 maanden ophield. Nadat hij aldus in het Westen alles aan zich had onderworpen — de machtige Perzische vloot was vanzelf verloopen — rukte hij in 331 van Egypte Oostwaarts en bij Gaugamela stiet hij op het ontzaglijke leger van den koning, dat hij ondanks de tien a twintigvoudige overmacht versloeg. Hij liet zich daarop te Babylon en te Susa als opvolger van den Perzischen koning huldigen. Hij vervolgde toen Darius naar het Oosten, maar deze was reeds door de Perzische grooten afgezet en vervangen door Bessus. Toen Alexander Bessus bijna had ingehaald, liet deze Darius, dien hij als gevangene medevoerde, vermoorden (330). Eén jaar later kreeg Alexander Bessus in handen, die inmiddels in Bactrië de tegenweer had georganiseerd: hij was toen reeds ver doorgedrongen in de Oostelijke helft van het rijk en stiet daar allerwege op scherpen tegenstand, want hoewel de keuze tusschen een Griekschen en Perzischen heerscher de Westhelft onverschillig had gelaten, wenschten de Iranische volken zich geen Grieksch vorstenhuis te laten welgevallen.
Nadat hij in 326 zelfs den Indus was overgetrokken, dwongen zijne troepen hem bij de Hyphasis tot de terugkeer. In ’t voorjaar van 324 was hij te Susa terug. Na zich alsnog ruim een jaar met groote inspanning en veel geluk aan de inrichting van zijn rijk te hebben gewijd, stierf hij in Juni 323 op den leeftijd van 33 jaren te Babylon aan een ziekte. Zijne daden zijn ons beschreven door den Griek Arrianus en door den Romein Q. Curtius Rufus. Alexander bedoelde met zijne veroveringen eene versmelting der volken, der Grieksche en Oostersche cultuur. Hij stichtte tal van steden, waarvan Alexandrië in Egypte de beroemdste en oudste is, hij regelde het verkeer te water in Babylonië en schiep handel tusschen Indië, Babylonië, Arabië en Egypte, legde de macht der satrapen aan banden, hervormde de belastingen en het leger, kortom, hij gaf de groote lijnen aan, waarlangs zijne opvolgers verder hebben gewerkt tot zegen der Oostersche volken. — De oorlogvoering van A., evenals die van zijn vader Philippus, kenmerkte zich voornamelijk door eene verhoogde en doelmatige samenwerking tusschen de verschillende wapensoorten: zwaar en licht voetvolk, boogschutters, slingeraars en ruiterij. De tactiek der verbonden wapens is door hen tot eene groote hoogte opgevoerd, waardoor zij tegenover hunne tegenstanders zeer in het voordeel waren. A. trok ter verovering van Azië uit met eene macht van 32.000 man voetvolk en 5100 ruiters.
In de slagen bij Issus en aan den Granicus vochten 30.000 Macedoniërs tegen 25.000 Perzen; bij Gaugamela beschikte A. zelfs over 47.000 man, terwijl nog een groot aantal bezettingstroepen in de veroverde landen was achtergebleven en bovendien 12.000 man voetvolk en 1600 ruiters als observatieleger in Macedonië waren achtergelaten; voor dien tijd reusachtige getallen. Hoewel de Perzen bij Issus en ook bij Gaugamela eene groote overmacht aanruiterij hadden, wist A. echter op het punt, waar de beslissing viel, eene overmachtige ruiterij bijeen te brengen en daardoor de overwinning te bevechten. Hieruit leeren wij het veldheerstalent vanA.kennen; immers, het in schijn zoo eenvoudige grondbeginsel van de strategie, hetwelk leert, dat men, ook al is men zwakker dan de tegenstander, op het beslissende punt zijne krachten bijeen moet brengen om daar op het juiste oogenblik het sterkst te zijn, vereischt, om tot goede uitvoering te worden gebracht, een talent, dat slechts aan weinigen gegeven is. De overwinning bij Gaugamela was ook voor een deel te danken aan de schitterende samenwerking tusschen het licht bewapende voetvolk en de ruiterij op den rechtervleugel der Macedoniërs. Na den slag het A. den vijand zóó scherp vervolgen, dat vele zijner paarden van vermoeienis stierven. Hiervan werd echter; geen nadeel ondervonden, daar de aanvulling van het leger uitstekend door A. was voorbereid en geregeld. Ook de indirecte vervolging, d. w. z. de marschen achter den geslagen vijand aan, door gebergten en woeste streken, werd door A. met ongeëvenaarde kracht doorgezet. Niet alleen was A. een groot strateeg en tacticus, doch ook een ridderlijk voorvechter; bij een aanval stelde hij zich, met lans en zwaard gewapend, meermalen aan het hoofd zijner troepen.
De tocht van den Granicus naar de Hydaspes stelde den koning voor buitengewone en nieuwe problemen. Nooit tevoren moest een leger van die sterkte over zulk een afstand worden verplaatst en verzorgd. A. overwon echter alle moeilijkheden en behaalde in den slag aan de Hydaspes eene schitterende overwinning op den Indischen monarch Porus, die, door het in gevecht brengen van 86 olifanten, over eene groote overmacht beschikte. Ook de vestingaanval werd door A. verbeterd. Niet alleen werden tal van nieuwe aanvalsmiddelen (ballistische werktuigen, zooals: armborsten, eatapulten en ballisten) in toepassing gebracht, doch ook werd door hem overgegaan tot een geregeld beleg, terwijl vroeger bijna uitsluitend de insluiting en uithongering werden toegepast. Nooit zou het Perzische Rijk door hem zijn vernietigd, indien hij de vestingen Halikamassus, Tyrus en Gaza slechts door uithongering, of wellicht in het geheel niet, had kunnen nemen. Litteratuur: Hans Delbrück, Geschichte der Kriegskunst im Rahmen der politischen Geschichte”.
Erster Teil. Das Altertum. Zweite Auflage. Berlin 1908. Dr. Emil Daniels, Das antike Kriegswesen. Sammlung Göschen, Leipzig 1910.