Alcuinus, Albinus, eig. Alhwin, raadsman en leermeester van Karel den Groote, wellicht de grootste geleerde der 8ste eeuw, was van voorname Angelsaksische geboorte. Hij werd omstreeks 735 geboren en ontving zijn opleiding in de kloosterschool te York, waar hij later zelf de leiding van kreeg. Op een reis naar Rome raakte hij met Karel bevriend en kwam in 782 op diens verzoek met eenigen zijner leerlingen aan het Frankische hof.
Na in 790 naar Engeland te zijn teruggekeerd, gaf hij drie jaren later aan een nieuwe uitnoodiging van Karel gehoor en kreeg toen de leiding van het beroemde klooster te Tours, waarvan hij tot zijn dood in 804 abt bleef en waarbij hij naar het voorbeeld van die van York een school oprichtte. Tot 801 bleef A. evenwel zelf de hofschool leiden, waar Karel met zijne dochter en hovelingen zijn onderwijs volgden. Ook als staatskundig raadsman bewees hij Karel gewichtige diensten, voor wien hij in diens strijd tegen de door Rome begunstigde beeldenvereering de zgn. Carolini libri schreef.
A. heeft de wetenschap zijner dagen niet verder gebracht, maar toch is hij haar grondvester in het Frankenrijk geweest. Zijne werken, met het oog op onderwijsdoeleinden geschreven, compilaties uit schrijvers over theologie, philosophie, mathematica (van hem is bekend een boek met „vraagstukken om den geest te scherpen”, waarin hij nog benaderingsformules voor het oppervlak van driehoeken en rechthoeken gebruikt, zooals de Egyptenaren ze hadden gevonden), rethorica en grammatica, zijn uitgegeven door Froben als Albini Alcuini opera (2 dln. Regensburg 1778) en verder in Migne’s Patrologia (deel 100 en 101, Parijs 1851). A.’s brieven gaf Jaffé uit als Monumenta Alcuiniana in het 4de deel der Bibliotheca rerum germanicarum (Berlijn 1873).