Alcaeus - de oudste en grootste der Grieksche lierdichters, uit Mytilene op Lesbos; hij leefde omstreeks 600 v. C. Zijn oden, in het Aeolisch dialect geschreven, drukken zijn lijden uit over de verdeeldheid, die zijn vaderland teisterde en zijn haat jegens tyrannen; zij behandelen zijn eigen wederwaardigheden en de kwellingen in ballingschap ondervonden, terwijl in andere Lederen van zijn hand de zinnelijke liefde en de wijn verheerlijkt worden. Hij schijnt een bewonderaar geweest te zijn van Sappho, die een tijdgenoote van hem was. Alcaeus, die tot den adel behoorde, nam deel aan de burgeroorlogen; van Mytilene verbannen, stelde hij zich aan het hoofd van andere verbannenen en trachtte terug te keeren; bij deze poging viel hij in handen van Pittacus, den volksvriend, die hem grootmoedig vergiffenis schonk.
Alcaeus was de uitvinder van de versmaat, naar hem alcaïsche maat genoemd, die door Horatius in het Latijn is ingevoerd. Van zijn werken, door de Alexandrijnen in 10 boeken verdeeld, zijn slechts fragmenten bewaard gebleven, verzameld o. a. in Bergk’s Poetae Lyrici Graeci, Leipzig 1843. Zijn gedichten munten uit door waardigheid, kracht, kernachtigheid, duidelijkheid en oorspronkelijkheid.