Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Alberdingk thijm (karel joan lodewijk)

betekenis & definitie

Alberdingk thijm (karel joan lodewijk) - geb. 1864, zoon van Prof. J. A. Alb. Thijm. Onder den schuilnaam L. van Deyssel begon hij zijn schrijversloopbaan in 1881 in de Dietsche Warande, en volgde daarna met een reeks van kritische artikelen in De Amsterdammer onder verschillende schuilnamen.

Een rol van beteekenis begon hij te spelen sedert de oprichting van De Nieuwe Gids in 1885. Hij schreef de romans Een liefde (1881—85) en De kleine Republiek (1888), de „proza-gedichten”: Menschen en Bergen (1891), Jeugd (1892), Apocalyps (1893), onder het pseudoniem A. J. twee biografieën: Multatuli (1891) en, over zijn vader, J. A. Alberdingk Thijm (1893). Een proeve van artistieke vertaling is Akedysséril (1893). Voorts de bundels: Prozastukken en Verzamelde Opstellen, waarvan in 1911 de elfde verscheen. In 1911 verscheen afzonderlijk Het leven van Frank Rozelaar. In 1894 krijgt Van Deyssel met Alb. Verwey de leiding van een nieuw orgaan, Het Tweemaandelijksch Tijdschrift (sedert 1902 herdoopt in De Twintigste Eeuw, die zich in 1909 oploste in de gereorganiseerde Nieuwe Gids); ook vroeger werk is daarin gedeeltelijk herdrukt.(Zie over hem J.M. Acket in De Gids 1896, ook afzonderlijk verschenen; Just Havelaar in De Gids 1912; Mr. P. H. Ritter in Mannen en Vrouwen van Beteekenis, 1912).

< >