Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Ahrens

betekenis & definitie

Ahrens - 1) Heinrich, philosoof, geb. 14 Juli 1808 te Kniestedt in Hannover, overl. 2 Aug. 1874 te Salzgitter. Hij stichtte een nieuwe philosophische school inzake het rechtsbegrip. Voornaamste werken: Cours du droit naturel (Parijs 1838, Leipzig 1872) en in aansluiting: Die organische Staatslehre, gezamenlijk, omgewerkt en vermeerderd, verschenen onder den titel: Naturrecht oder Philosophie des Rechts und des Staates, auf dem Grunde des ethischen Zusammenhangs von Recht und Kultur (Weenen, 1870-71, 2 dln); voorts schreef hij eene Encyclopaedie der rechtswetenschappen, tusschen 1855-57.

Hij was een bewonderaar van Chr. Krause, wiens leer hij in Frankrijk en België verbreidde.

2) Heinrich Ludolf, Duitsch philoloog, geb. te Helmstedt 6 Juni 1809, overl. te Hannover 24 Sept. 1881. Te Göttingen studeerde hij philologie en wiskunde, was na verschillende andere betrekkingen te hebben bekleed, rector van het lyceum te Hannover 1849-79. Hij was nog leeraar te Ilfeld, toen zijn groote werk over de Grieksche dialecten te Göttingen verscheen (1839-43, herdruk van R. Meister 1882). Hij publiceerde verder een grammatica van de Homerische en Attische dialecten (1853, tweede uitgave 1869), een uitstekende editie van Theocritus, Bion en Moschus en vele opstellen in de Philologus, die te Göttingen door zijn landgenoot en vriend F. W. Schneidewin was gesticht en door E. L. von Leutsch voortgezet.

< >