Ahmadabad - 1) distr. in de N. divisie van het presidentschap Bombay, Britsch-Indië, groot 10.000 K.M.2, met ± 800.000 inw. Hoofdmiddel van bestaan is de landbouw, ofschoon er ook veel industrie is. Het vruchtbaarste gedeelte bevindt zich langs de Sabarmati; verbouwd worden: tarwe, katoen, jowar en rijst. Door droogte heeft het district vaak van hongersnood te lijden gehad, het laatst in 1899-1900; het sterftecijfer bedroeg toen 10%. — 2) Hoofdstad van bovengen. district, gelegen aan den linkeroever van de Sabarmati, 290 Engelsche mijlen N. van Bombay, op 23° N.B.; gesticht in 1412 door Ahmed of Ahmad-Sjāh, stond zij onder allerlei vormen van bestuur en deelde evenals andere steden in Hindostan in de wisselvalligheden van het krijgsgeluk; in 1817 kwam de stad in de macht der Engelschen.
Voorheen was het volgens een inboorling-schrijver de schoonste stad van Hindostan, misschien van heel de wereld; de bouwkunstige overblijfselen zijn prachtig nog temidden van het verval; in het midden der stad is de Jama Masjid of Groote Moskee, gebouwd in 1424 door Sultan Ahmad; de Sujaat Khan-moskee munt uit door eleganten stijl; de Ivoren-moskee is van marmer gebouwd en met ivoor ingelegd; voorts verdienen nog vermelding de Vuurtempel en de Toren der Stilte. De eenmaal zoo prachtige stad is thans zeer vervallen en wordt gestadig minder; de roofzucht der Mahratten heeft haar grootendeels van haren luister beroofd. De bevolking bedraagt thans 217.000 zielen, tijdens haar grootsten bloei wel een 900.000. Vroeger was A. beroemd om haar goud- en zilverlakenindustrie, zijde en katoen enz. Nu is ze het centrum van een opkomende katoenindustrie. Een inheemsch gezegde is, dat de welvaart van A. aan drie draden hangt: zijde, goud en katoen.