Afdeelingsbanken - zijn crediet- en spaarinstellingen voor Inlanders, gevestigd op de afdeelingshoofdplaatsen van Java (in de Vorstenlanden heeft men er slechts 1, n.l. te Solo), en op enkele plaatsen in de Buitenbezittingen, n.l. te Palembang, te Kota-Radja, Lho-Seumawé en Langsa (Atjeh en Onderh.), Djambi, Telok-Betong (Lampongsche districten), Benkoelen en Loehoek Agam (Sumatra’s Westkust). De a. zijn opgericht door belangeloos met elkaar samenwerkende personen, die een vereeniging met rechtspersoonlijkheid vormen; in de eerste plaats landsdienaren, maar ook andere, met het volk en zijn behoeften bekende personen, die de uitoefening van haar taak onder haar leiding opdraagt aan een bekwamen, betrouwbaren en belangstellenden administrateur en op de voorlichting van deskundigen moet kunnen rekenen. Het doel der vereeniging is: bestrijding van den woeker, verbetering van de financieele huishouding der Inl. ingezetenen, vooral van de bevolking; verbetering en uitbreiding van den Inl. landbouw en andere nuttige bedrijven; aanmoediging van coöperatie en spaarzin; bevordering van het gemeenteleven en van de totstandkoming van dorpscredietinstellingen en ondersteuning daarvan; in het algemeen opheffing van de welvaart der Inl. bevolking.
Deze doeleinden tracht men te bereiken door het verstrekken van gelden aan en het in belegging nemen van gelden van dorpscredietinstellingen, het verleenen van credieten rechtstreeks aan de bevolking en het openen van de gelegenheid aan deze om door het inleggen van gelden kapitaal te vormen. De geldmiddelen kunnen verkregen worden, 1) desverkiezend door het vormen van een grondkapitaal, verkregen door bijdragen tegen afgifte van bewijzen van storting op naam, waarvoor ten hoogste 6% ’s jaars wordt uitgekeerd; 2) door verplichte inlagen van hen, die voor ’t verkrijgen van stoffelijke hulp in aanmerking willen komen, voor zoover het bestuur dien inleg als voorwaarde stelt; 3) door ’t opnemen van spaargelden; 4) door deposito’s afkomstig van Inl.. gemeenten. Aanvulling kan plaats hebben door deposito’s van anderen, en door geldleeningen.
De stoffelijke hulp van de a. wordt alleen verstrekt voor nuttige en geoorloofde doeleinden, hetzij door het geven van geld in leen, hetzij door verschaffing op crediet van goederen, materialen, gereedschappen enz. tegen bepaalde waarborgen en onder bepaalde voorwaarden. De te heffen rente mag 1½% ’s maands niet te boven gaan; wegens het dure bedrijf zijn de banken op Java meer en meer genoodzaakt tot het maximum te gaan of te naderen; terwijl over 1908 nog 73%der banken 12% of minder hief, was dit cijfer voor 1914 gedaald tot 35%; de overige hieven van 12 tot 18, of wel 18%. Regeeringshulp en medewerking ondervinden de banken door vrijstelling van zegelrecht voor de meeste gevallen, regeling van het credietverband (zie aldaar), verstrekking (desverlangd) van voorschotten voor bedrijfskapitaal, en toekenning van subsidie voor de beheerkosten; daaruit vloeit vanzelf een Regeeringstoezicht op de banken voort. Het zuiver vermogen van alle a. bedroeg op ’t eind van het boekjaar 1912/1913 ruim ƒ 1.754.000, en vermeerderde in het boekjaar 1913/1914 met ruim ƒ 510.000; op 1 Jan. 1915 bedroeg het saldo der uitstaande leeningen ruim ƒ 16.060.000, voor landbouw werd in 1914 uitgeleend ± 4.919.000, voor veeteelt en aanschaffing van paarden en rijtuigen ± ƒ 3.621.000, voor handel ± ƒ 4.178.000, voor aankoop en reparatie van huizen, erven en huisraad en aankoop van kleedingstukken enz. ruim ƒ 2.066.000. Het saldo der spaargelden steeg tot ± ƒ 763.000; de totaalsom der verplichte inlagen bedroeg ± ƒ 553.000; de ingelegde deposito’s beliepen ± ƒ 10.882.000; het credietsaldo van de rekening-courant met Inl. gemeentefondsen en credietinstellingen steeg tot ± ƒ 3.950.000, slechts enkele banken leden verlies, de meesten boekten winst. Zie verder: CENTRALE KAS, DÈSA-LOEMBOENG, DÈSABANK en VOLKSCREDIETWEZEN IN NED.-INDIE.