Aetoliĕ - landschap van het oude Griekenland, in ’t W. van Hellas, berg- en boschachtig en met vele wilde dieren (Calydonisch everzwijn). De oudste bewoners waren Cureten, Leleges en Hyanten, doch al vroeg vestigden er zich Grieken uit Elis onder Aetolus, den zoon van Endymion, die, om een moord in zijn vaderland gepleegd, derwaarts vluchtte en zijn naam aan ’t landschap gaf. De Aetoliërs namen onder hun koning Thoas deel aan den Trojaanschen oorlog, doch bleven in den bloeitijd der Grieksche beschaving een barbaarsch en roofzuchtig volk.
Het bondgenootschap, dat van oudsher tusschen hunne steden schijnt te hebben bestaan (het Aetolisch Verbond), kreeg tegen het midden der 3de eeuw groote staatkundige beteekenis door hun verzet tegen de Macedonische kondigen en het Achaeisch verbond. Na de Romeinen tegen Philippus van Macedonië te hebben bijgestaan, kozen zij later, met ondank beloond en aan hun lot overgelaten, de zijde van Antiŏchus van Syrië, doch moesten zich na diens nederlaag (189 v. C.) aan Rome onderwerpen, om in 146 v. C. met geheel Griekenland voor goed bij het Rom. rijk te worden ingelijfd.