Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aërologie

betekenis & definitie

Aërologie - De studie van den dampkring, meer in het bijzonder van het onderste gedeelte tot circa 30 K.M. hoogte. Deze studie omvat de kennis der temperatuurs- en vochtigheidstoestanden en verder der luchtstroomingen in de atmosfeer en is ernstig ter hand genomen sinds omstreeks het jaar 1890, toen de Duitsche meteorologen Assmann, Berson, Süring en Grosz begonnen met het verzamelen van aërologische gegevens bij een reeks van wetenschappelijke ballonvaarten, waarvan enkele tot zeer groote hoogten(10.800 M. op 31 Juli 1901). In 1898 begonnen gelijktijdig Teisserenc de Bord in Frankrijk en Lawrence Rotch in Amerika op hun observatoria te Trappes en Blue Hill vliegers te construeeren, waarin een zelfregistreerend instrument, meteorograaf genaamd, bevestigd kon worden.

De techniek dezer vliegerwaarnemingen ontwikkelde zich zeer spoedig zoodanig, dat het mogelijk werd op een groot aantal dagen van het jaar waarnemingen tot 3 K.M. en hooger te doen. Op dagen met zwakken wind, wanneer vliegers niet omhoog te krijgen waren, hielp men zich door het registreerinstrument op te hangen aan een kabelballon.

Gelukt het al een enkele maal vliegers of een kabelballon veel hooger dan 3000 M. te doen stijgen, voor het onderzoek der hoogere atmosfeerlagen moet men zijn toevlucht nemen tot andere hulpmiddelen. Men hangt dan een meteorograaf aan een ballon, welken men vrij laat opstijgen. Oorspronkelijk nam men hiervoor ballons van gevernist papier, doch al gauw vond het gebruik van dichtgebonden gummiballons voor dit doel ingang. Deze ballons zetten tijdens het stijgen uit en vermeerderen hun volume naarmate de luchtdruk afneemt, waardoor ze met constante stijgsnelheid omhoog gaan, wat de betrouwbaarheid der opteekening ten goede komt. Op de maximale hoogte springt de ballon; de parachute, waaraan het instrument hangt, wordt dan losgelaten, ontplooit zich, en valt met het instrument langzaam naar de aarde terug. De vinder vindt op het mandje, waarin het instrument verpakt is, de noodige aanwijzingen voor de terugzending naar de inrichting, waar de ballon was opgelaten.

De vliegerwaarnemingen verschaffen gegevens omtrent de temperatuur en vochtigheid der lucht en omtrent windrichting en windsnelheid tot zoo hoog de vliegers stijgen. Ze worden gedaan op speciaal daartoe uitgeruste aërologische observatoria. Het vliegerstation van het Kon. Ned. Meteor. Instituut was tot 1916 gevestigd op het militair vliegterrein te Soesterberg, doch werd in den loop van dat jaar overgebracht naar een eigen terrein op de Leusderheide even ten N. van de bekende pyramide van Austerlitz. Het werk geschiedt verder op kleiner schaal op het vliegerstation der Ned. Weerk. Vliegervereeniging te Duindal bij Scheveningen.

Aërologische observatoria vindt men in het buitenland o. a. te Trappes bij Parijs, te Vigna di Valle bij Rome, in Duitschland te Hamburg, Rostock, op den kleinen Feldberg bij Frankfurt a. M., terwijl de grootste inrichting van dien aard in Europa gevonden wordt in het Kön. Preuss. Aëronautisches Observatorium te Lindenberg kr. Beeskow (70 K.M. Z.O. van Berlijn), opgericht door de bekende aërologen Assmann en Berson. Te Friedrichshafen wordt het werk gedaan op het meer van Constanz, waar de vliegers of de kabelballon worden opgelaten aan boord van een snelvarende stoomboot. In Rusland vindt men enkele kleinere vliegerstations; in Amerika zijn eveneens eenige inrichtingen van dien aard, waarvan het grootste op den Mount Weather bij Washington. Sinds eenige jaren is ook een permanent aërologisch station gevestigd in de poolstreken en wel aan de Crossbay te Spitsbergen.

De registreerballonwaarnemingen geschieden niet, als de vliegerwaarnemingen, dagelijks, doch slechts op internationaal vastgestelde dagen, op een zeer groot aantal stations in en buiten Europa. De ballons in Europa worden alle op hetzelfde uur losgelaten en wel te 8 uur M. E. T. ten einde uit de gezamenlijke resultaten der waarneming een beeld te verkrijgen van den atmosferischen toestand tot de hoogte, waarop de ballons springen, wat meest niet onder 14 K.M. geschiedt. Sinds 1911 wordt de tropische atmosfeer systematisch met bovenomschreven waarnemingsmethoden onderzocht op het Magn. en Meteor. Observatorium te Batavia.

Voor het onderzoek der windverhoudingen dienen de zoogen. loods- of pilotballons, kleine, dichtgebonden gummiballons, welke eveneens met constante stijgsnelheid omhoog gaan en met een theodoliet worden gevolgd. Men krijgt op deze wijze gegevens omtrent de windrichting en -snelheid tot zoo hoog de ballon in den kijker te zien is. Behalve op de bepaalde aërologische observatoria en vliegerstations worden dergelijke windwaarnemingen in Duitschland op een groot aantal kleinere meteorologische waarnemingsstations gedaan, welke met de noodige hulpmiddelen daarvoor zijn uitgerust en die de uitkomst van hun waarnemingen direkt telegrafisch mededeelen, hetzij aan het Kon. Pr. Aëron. Observatorium Lindenberg, hetzij aan de andere Centralstelle Frankfurt a. M. Deze waarnemingen hebben behalve voor den weerdienst ook groote waarde voor de luchtvaart; met behulp hiervan is het dan ook mogelijk geweest in Duitschland een aparte „Wetterdienst für Luftfahrer” te organiseeren.

< >