Adoptie - Het aannemen als kind; een bij verschillende volken van vroeger en later tijd op te merken rechtshandeling, waardoor twee personen tot elkaar in een verhouding komen, als bestaat tusschen ouders en kinderen. Of de Indogermanen de a. van oudsher gekend hebben, is niet zeker. Bij de Romeinen kwam zij veelvuldig voor en wel in twee vormen: a) als adoptio (uit adoptatio) in engeren zin, wanneer de aan te nemen persoon nog onder de patria potestas (vaderlijke macht) staat, b) als arrogatio, wanneer hij reeds sui iuris (zelfstandig) is. De adoptio geschiedde door den magistraat door middel van eene driemaal herhaalde mancipatio en daarmee gepaard gaande manumissio — de arrogatio daarentegen in de comitia curiata door een lex curiata, nadat eerst de priesters een onderzoek hadden ingesteld naar de sacra der familie, de gegrondheid van de aanleiding tot de arrogatio, enz.
Door beide vormen ging de als zoon aangenomene geheel over in de familie van zijn nieuwen vader. Patriciërs lieten zich dikwijls door een plebejer als zoon aannemen om volkstribunen te kunnen worden. Vrouwen hadden niet het recht om te adopteeren of te arrogeeren: zij konden ook niet gearrogeerd worden, maar wel konden onmondige vrouwen worden geadopteerd. In den keizertijd adopteerden de keizers dikwijls hunne opvolgers. — Bij sommige Germaansche stammen vindt men sporen van a., bij Gotische volken, Langobarden en Franken. A. geschiedde daar door het afscheren van het haar en van den baard of door het overgeven van een wapen. Het doel was erfrecht te verzekeren, of, bij vorsten, zich een bondgenoot te verschaffen in den geadopteerde. — Tegenwoordig is de a. in bijna alle beschaafde landen gebruikelijk en wettig geregeld; niet echter in Nederland, Engeland en de Ver. St. van N.-Amerika. — A. komt ook bij verschillende stammen in den O.-I. Archipel voor.
Bij de Dajaks, waar de a. zeer algemeen is, wordt van den adoptief-vader (moeder) en de(n) geadopteerde een weinig bloed genomen, en op een sirihpruim gedruppeld, waarna die aan beiden wordt aangeboden. Ook op Bali, in de Lampongs, op Midden-Celebes enz., komt a. voor; blijkens Mal. verhalen schijnt ze onder de volken van het Mal. ras zeer algemeen te zijn geweest. In de Minahassa draagt de a. een geheel bijzonder karakter; zij dient daar niet om opneming in den familiekring te bewerken, maar geeft recht op de nalatenschap; zoo worden bij een tweede huwelijk algemeen de stiefkinderen (voorkinderen van man of vrouw) geadopteerd: ook komt wel erfrecht van den adoptant jegens den geadopteerde voor. Vroeger kwam het veel voor, dat hoofden en aanzienlijken zich gedurig lieten adopteeren, en daarvoor erfrecht op gronden verwierven, waartegenover zulk een hoofd dan de belangen van den adoptant behartigde. Feitelijk is in de Minahassa de nog veelvuldig voorkomende a. een vermogensrechtelijk contract, dat daarom dan ook tusschen personen van gelijken leeftijd kan worden aangegaan: de geadopteerde verkrijgt erfrecht, en moet daartegenover den adoptant bijstaan in zijn kostwinning, voor zijn ouden dag, begrafenis enz. zorg dragen. In het district Tonsawang echter brengt het contract geen erfpacht mee voor den geadopteerde, maar recht op een bepaalde belooning, terwijl hij meestal in het gezin van den adoptant wordt opgenomen. Zie AMBIL-ANAK, FOSTERAGE en HUWELIJKSEN ERFRECHT in den O.-I. Archipel.